Cysteuze pancreas neoplasma’s: observeren of opereren

Doelstelling: De doelstellingen van deze analyse waren het bepalen van de incidentie, de natuurlijke geschiedenis en de voorspellers van neoplasie in pancreascysten om te bepalen welke patiënten veilig kunnen worden geobserveerd en welke een operatie moeten ondergaan.

Samenvattende achtergrondgegevens: Met de vooruitgang in beeldvormingstechnologie worden cysteuze laesies van de alvleesklier met een verhoogde frequentie gedetecteerd. Veel van deze laesies zijn klein en asymptomatisch, maar zij kunnen worden geassocieerd met pancreatitis of een kwaadaardig potentieel hebben. Daarom is de behandeling van deze patiënten complex, en kennis van de natuurlijke geschiedenis van pancreascysten en de voorspellers van neoplasie zijn belangrijk.

Methoden: Van januari 1995 tot december 2002 werden alle radiologische, chirurgische en pathologische dossiers beoordeeld op de aanwezigheid van pancreascysten. Bij het bepalen van de natuurlijke voorgeschiedenis werden alleen patiënten meegenomen met 2 scans met een tussenpoos van meer dan 1 maand in onze instelling. Patiënten met een klinische voorgeschiedenis en laboratoriumbewijs van pancreatitis en/of pathologische bevestiging van een pseudocyste werden uitgesloten. Factoren die werden geanalyseerd als mogelijke voorspellers van neoplasie waren leeftijd, geslacht, cystegrootte en symptomen. Serieuze cystadenomen, solide en cysteuze papillaire (Hamoudi) tumoren, lymfoepitheliale cysten en enkelvoudige cysten waren allemaal goedaardig, terwijl mucineuze cysteuze neoplasma’s, intraductale papillaire mucineuze neoplasma’s, cysteuze neuro-endocriene tumoren en cystadenocarcinomen werden beschouwd als premaligne of maligne.

Resultaten: Onder 24.039 CT- of MR-scans hadden 290 patiënten (1,2%) pancreascysten, en 168 van deze patiënten (0,7%) hadden geen documentatie van pancreatitis. Negenenzeventig van deze patiënten met 103 cysten hadden meer dan 1 scan met een gemiddeld interval van 16 maanden. Deze cysten namen toe in grootte bij 19%, veranderden niet bij 59% en namen af bij 22% van de patiënten. Negenenveertig patiënten ondergingen een operatie voor 14 goedaardige (sereuze cystadenomen = 10, Hamoudi = 2, lymfoepitheliale = 1, eenvoudige = 1) 25 premaligne (mucineuze cysteuze neoplasma = 16, intraductale papillaire mucineuze neoplasma = 5, neuro-endocriene tumoren = 4), of 10 maligne (intraductale papillaire mucineuze neoplasma = 7, cystadenocarcinomen = 3) laesies. Geslacht en grootte van de cyste voorspelden geen neoplasie. Aanwezigheid van symptomen voorspelde echter premaligne of maligne pathologie (60% vs. 23%, P < 0,05), en leeftijd boven de 70 jaar was geassocieerd met maligniteit (60% vs. 21%, P < 0,02).

Conclusies: Deze gegevens suggereren dat cysteuze pancreas neoplasma’s 1) voorkomen bij 0,7% van de patiënten, 2) toenemen bij 19% in 16 maanden, en 3) waarschijnlijk (60%) maligne zijn bij patiënten ouder dan 70 jaar. Daarom bevelen wij chirurgische excisie aan voor pancreascysten die toenemen onder observatie, symptomatisch zijn, of radiologisch gedetecteerd worden bij fitte oudere patiënten.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.