In het biometrische proces van vingerscanning is een rug een gebogen lijn in een vingerafbeelding. Sommige richels zijn doorlopende curven, en andere eindigen op specifieke punten die ridge-endings worden genoemd. Soms komen twee ribbels samen op een punt dat een bifurcatie wordt genoemd. De uiteinden van de kammen en de bifurcaties staan bekend als minutiae.
Het aantal en de plaatsen van de minutiae verschillen van vinger tot vinger bij een bepaalde persoon, en van persoon tot persoon voor een bepaalde vinger (bijvoorbeeld de wijsvinger aan de linkerhand). Wanneer een reeks vingerbeelden van een persoon wordt verkregen, wordt voor elke vinger het aantal minutiae genoteerd. Voor elke vinger worden ook de precieze locaties van de minutiae genoteerd, in de vorm van numerieke coördinaten. Het resultaat is een functie die kan worden ingevoerd en opgeslagen in een computergegevensbank. Een computer kan deze functie snel vergelijken met die van iemand anders in de wereld wiens vingerafbeelding is gescand.
In theorie, als een volledige set vingerbeelden zou worden verkregen van elke persoon in de wereld, en de minutiae met voldoende nauwkeurigheid zouden worden geanalyseerd en vastgelegd, zou het voor een enkele computer mogelijk zijn om de identiteit van elk individu binnen enkele seconden vast te stellen.