Het werd pas het Byzantijnse Rijk genoemd nadat het was gevallen.
De term “Byzantijnse Rijk” kwam in de 18e en 19e eeuw in zwang, maar de oude bewoners van het rijk zouden die term volkomen vreemd hebben gevonden. Voor hen was Byzantium een voortzetting van het Romeinse Rijk, dat zijn machtscentrum slechts had verplaatst van Rome naar een nieuwe oostelijke hoofdstad in Constantinopel. Hoewel grotendeels Griekssprekend en christelijk, noemden de Byzantijnen zichzelf “Romaioi,” of Romeinen, en nog steeds onderwierpen zij zich aan het Romeinse recht en genoten zij van de Romeinse cultuur en spelen. Hoewel Byzantium in de loop der eeuwen een eigen identiteit ontwikkelde met Griekse invloeden, bleef het zijn Romeinse wortels koesteren tot het ten onder ging. Bij de verovering van Constantinopel in 1453 eiste de Turkse leider Mehmed II zelfs de titel “Caesar van Rome” op.
Constantinopel was speciaal gebouwd om als keizerlijke hoofdstad te dienen.
De vroege oorsprong van het Byzantijnse Rijk dateert uit 324, toen keizer Constantijn de in verval geraakte stad Rome verliet en zijn hof naar Byzantium verplaatste, een oude havenstad die strategisch gelegen was aan de zeestraat Bosporus die Europa en Azië scheidt. In een tijdsbestek van slechts zes jaar veranderde Constantijn de slaperige Griekse kolonie in een metropool, compleet met forums, openbare gebouwen, universiteiten en verdedigingsmuren. Hij liet zelfs oude Romeinse monumenten en standbeelden overbrengen om de status van wereldhoofdstad te verstevigen. Constantijn wijdde de stad in 330 in als “Nova Roma,” of “Nieuw Rome,” maar al snel werd zij bekend als “Constantinopel” naar haar schepper.
De meest invloedrijke keizer was van bescheiden komaf.
De opkomst van Byzantium viel samen met de onwaarschijnlijke regering van Justinianus I. Geboren rond 482 in de Balkan, bracht hij zijn jeugd door als boerenzoon voordat hij onder de hoede werd genomen van zijn oom Justinus I, een voormalige varkenshoeder en soldaat die later de Byzantijnse keizer werd. Justinianus volgde Justinus op in 527, en hoewel hij altijd Grieks sprak met een slecht accent – een teken van zijn provinciale afkomst – bleek hij een natuurlijk heerser te zijn. Gedurende bijna 40 jaar op de troon heroverde hij grote delen van het verloren Romeinse grondgebied en startte hij ambitieuze bouwprojecten, waaronder de wederopbouw van de Hagia Sophia in Constantinopel, een koepelkerk die nu wordt beschouwd als een van de grootste architectonische prestaties van de geschiedenis. Misschien wel het belangrijkst van alles is dat Justinianus verantwoordelijk was voor het samenstellen van het Romeinse recht in het Corpus Juris Civilis, een compendium van jurisprudentie dat de basis vormt van veel moderne rechtssystemen.
Een rel door hooligans van de wagenrennen bracht het keizerrijk bijna op de knieën.
Net zoals moderne sportfranchises diehard fans hebben, zo hadden de Byzantijnse wagenrennen de Blauwen en de Groenen, een paar fanatieke – en vaak gewelddadige – supportersgroepen genoemd naar de kleuren van hun favoriete teams. Deze oude hooligans waren gezworen vijanden, maar in 532 werden ze door ontevredenheid over belastingen en de poging tot executie van twee van hun leiders verenigd in een bloedige opstand die bekend staat als de Rellen van Nika. De blauw-groenen trokken dagenlang door Constantinopel, staken gebouwen in brand en probeerden zelfs een nieuwe heerser te kronen. Keizer Justinianus vluchtte bijna uit de hoofdstad, maar werd ontmoedigd door zijn vrouw Theodora, die hem ervan overtuigde dat het nobeler was voor zijn kroon te vechten. Gesterkt door haar woorden liet Justinianus zijn wachters de uitgangen naar de Hippodroom van de stad blokkeren – de oproerkraaiers gebruikten deze als hun hoofdkwartier – en liet deze vervolgens in een hinderlaag lopen met een schare huurlingen. Het resultaat was een slachtpartij. Tegen de tijd dat de strijd eindigde, was het oproer verpletterd en waren naar schatting 30.000 mensen dood – zo’n 10% van de gehele bevolking van Constantinopel.
Byzantijnse heersers stonden erom bekend hun rivalen blind te maken en te verminken.
Byzantijnse politici vermeden vaak hun rivalen te doden, maar voerden liever gruwelijke daden van fysieke verminking uit. Veel zogenaamde usurpators en afgezette keizers werden blind gemaakt of gecastreerd om te voorkomen dat zij troepen zouden aanvoeren of kinderen zouden verwekken, terwijl bij anderen de tong, neus of lippen werden afgesneden. Verminking moest voorkomen dat slachtoffers de macht zouden uitdagen – misvormde mensen werden traditioneel uitgesloten van het keizerschap – maar het werkte niet altijd zoals gepland. Keizer Justinianus II liet zijn neus afhakken toen hij in 695 ten val werd gebracht, maar keerde 10 jaar later uit ballingschap terug en eiste de troon weer op – naar verluidt met een gouden neusprothese.
Het leger gebruikte een vroege versie van napalm.
Byzantium dankte veel van zijn militaire succes aan Grieks Vuur, een mysterieuze brandende vloeistof die werd gebruikt om vijandelijke troepen en schepen in brand te steken. Het precieze recept voor deze oude napalm is verloren gegaan – het kan van alles hebben bevat, van petroleum en dennenhars tot zwavel en salpeter – maar verslagen beschrijven het als een dikke, kleverige substantie die uit hevels kon worden gespoten of in kleipotten als granaten kon worden gegooid. Eenmaal aangestoken kon het niet met water worden geblust en kon het zelfs aan het oppervlak van de zee branden. Grieks vuur werd vooral geassocieerd met de Byzantijnse marine, die het met verwoestend effect gebruikte tegen Arabische en Russische indringers tijdens de belegeringen van Constantinopel in de zevende, achtste en tiende eeuw.
Het Rijk gaf aanleiding tot de Oosters-Orthodoxe Kerk.
Byzantium was bijna altijd een christelijk rijk, maar in de loop der eeuwen ontwikkelde de Griekssprekende kerk duidelijke liturgische verschillen met de katholieke, Latijnsprekende kerk in het Westen. De theologische spanningen liepen uiteindelijk hoog op in 1054, toen een meningsverschil tussen de patriarch van Constantinopel en een pauselijke afgevaardigde ertoe leidde dat de Oosterse en Westerse kerken elkaar bij decreet de ban oplegden. Door dit “Grote Schisma” ontstonden twee afzonderlijke takken van het christendom: de Rooms-Katholieke Kerk in het Westen en de Oosters-Orthodoxe Kerk in het Byzantijnse Oosten. De twee kerken hieven uiteindelijk hun excommunicatiebevelen op in de jaren 1960 na een historische ontmoeting tussen de katholieke paus Paulus VI en de orthodoxe patriarch Athenagoras I, maar tot op de dag van vandaag blijven zij afzonderlijke entiteiten.
Hun hoofdstad werd geplunderd tijdens de kruistochten.
Een van de donkerste hoofdstukken in de Byzantijnse geschiedenis begon in het begin van de 13e eeuw, toen christelijke strijders zich in Venetië verzamelden voor de Vierde Kruistocht. De kruisvaarders zouden naar het Midden-Oosten varen om Jeruzalem in te nemen van de islamitische Turken, maar door geldgebrek en wrijving met de orthodoxe Byzantijnen werden zij overgehaald een omweg te maken naar Constantinopel om een afgezette keizer weer op de troon te zetten. Nadat een overeenkomst om hun expeditie naar de Heilige Landen te financieren in 1204 was mislukt, pleegden de kruisvaarders een bloedige plundering van Constantinopel, waarbij ze de stad in brand staken en een groot deel van de schatten, kunst en religieuze relikwieën meenamen. Ze hakten ook een groot deel van het in verval geraakte Byzantijnse Rijk in stukken en installeerden een Latijnse heerser. Hoewel de Byzantijnen Constantinopel in 1261 heroverden, zou het rijk nooit meer zijn oude glorie herwinnen.
De uitvinding van het kanon droeg bij aan de ondergang van het Rijk.
De torenhoge stadsmuren van Constantinopel hielden eeuwenlang binnenvallende Goten, Perzen, Russen en Arabieren op afstand, maar ze bleken niet opgewassen tegen de veranderende militaire technologie. In het voorjaar van 1453, toen de Ottomaanse Turken onder sultan Mehmed II het grootste deel van de Byzantijnse grens hadden veroverd, belegerden zij de hoofdstad met een verzameling kanonnen die speciaal waren ontworpen door een Hongaarse ingenieur. In het centrum van het arsenaal bevond zich een kanon van 2 meter dat zo zwaar was dat een ploeg van 60 ossen nodig was om het te vervoeren. Na wekenlang de verdediging van Constantinopel gebombardeerd te hebben, sloegen de Osmanen op 29 mei een bres in de muren, waardoor tientallen islamitische soldaten de stad konden binnenstromen en de inwoners konden afslachten. Onder de vele gesneuvelden was de laatste Byzantijnse keizer, Constantijn XI, die zich naar verluidt van zijn koninklijke regalia ontdeed en uitriep: “De stad is verloren, maar ik leef!”, voordat hij de strijd aanbond. Met de val van zijn eens zo machtige hoofdstad, brokkelde het Byzantijnse Rijk af na een bestaan van meer dan 1100 jaar.
De Byzantijnen bewaarden veel van de geschriften van het oude Griekenland.
De geschriften van Griekse denkers als Plato, Ptolemaeus en Galen zouden zonder het Byzantijnse Rijk voor de geschiedenis verloren zijn gegaan. Hoewel zij vaak vijandig stonden tegenover zogenaamde “heidense” ideeën, kopieerden Byzantijnse schrijvers oordeelkundig de in verval geraakte manuscripten van de ouden, en de bibliotheken van Constantinopel bewaarden Griekse en Romeinse teksten die in het Westen langzaam aan het verdwijnen waren. Men schat dat van alle oude Griekse manuscripten die vandaag de dag nog bestaan, meer dan tweederde door de Byzantijnen is overgeleverd.
Kijk naar BARBARIANS RISING maandag om 9/8c op HISTORY.