2 Corinthiërs Hoofdstuk 1

A. Paulus’ moeilijkheden in Asia.

1. (1-2) Inleiding.

Paulus, een apostel van Jezus Christus door de wil van God, en Timotheüs, onze broeder, aan de gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Achaja zijn: Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en de Here Jezus Christus. Paulus, een apostel van Jezus Christus: Paulus’ introductie van zichzelf als apostel is zowel vertrouwd als noodzakelijk omdat hij in laag aanzien stond bij de christenen in Korinthe. Zij moesten zich zijn apostolische geloofsbrieven herinneren en erkennen.

i. Door de wil van God versterkt het punt. Paulus was geen apostel door het besluit of verlangen van enig mens, inclusief hijzelf. Paulus was een apostel door de wil van God. Zelfs als de Corinthische Christenen hem in laag aanzien hielden, verminderde dat niet zijn status als apostel voor God.

b. Met al de heiligen: Het is opmerkelijk dat Paulus de Corinthische christenen vrijelijk heiligen noemt, gezien hun vele problemen. Wij gebruiken de term heiligen tegenwoordig vaak op een andere manier, door hem toe te passen op de “boven-geestelijken” in plaats van op hen die eenvoudigweg apart gezet zijn door een relatie van vertrouwen in Jezus Christus.

i. Alle heiligen, die in geheel Achaja zijn, laat ons zien dat Paulus bedoelde dat zijn brieven onder de gemeenten zouden worden verdeeld. Ze waren niet alleen voor de christenen in de stad Korinthe, maar voor alle christenen in de regio die de brieven zouden kunnen lezen.

c. Genade en vrede: Dit zijn bekende begroetingen van Paulus (gebruikt in alle 13 van zijn nieuwtestamentische brieven), maar we krijgen nooit de indruk dat ze onoprecht gebruikt worden.

d. Van God onze Vader: Dit herinnert ons eraan dat wij kinderen van God zijn, maar niet in dezelfde exacte zin als Jezus de Zoon van God is. Wij zijn zonen van God, niet van nature, maar door verkiezing; niet van afkomst, maar door aanneming; niet van recht, maar door verlossing.

2. (3-4) Lof aan de God van alle troost.

Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting, die ons troost in al onze verdrukking, opdat wij degenen die in enige moeite verkeren, kunnen troosten met de troost waarmee wij zelf door God getroost worden.

a. Vader van barmhartigheden en God van alle troost: Paulus opent deze brief met het prijzen van de God die zoveel barmhartigheid en troost geeft aan de apostel en alle gelovigen. We krijgen het gevoel dat Paulus de barmhartigheid en troost van God uit de eerste hand kent.

i. De woorden alle troost in deze passage komen van het oude Griekse woord paraklesis. Het idee achter dit woord voor troost in het Nieuwe Testament is altijd meer dan verzachtende sympathie. Het heeft het idee van versterken, van helpen, van sterk maken. Het idee achter dit woord wordt overgebracht door het Latijnse woord voor troost (fortis), dat ook “moedig” betekent.”

ii. “Hier was een man, die nooit anders wist dan dat hij de volgende dag dood kon zijn, want zijn vijanden waren talrijk, wreed en machtig; en toch bracht hij een groot deel van zijn tijd door met het loven en zegenen van God.” (Spurgeon)

c. Opdat wij in staat zullen zijn hen te troosten die in enige moeilijkheden verkeren: Een groot doel van God in het troosten van ons is om ons in staat te stellen troost te brengen aan anderen. Gods troost kan gegeven en ontvangen worden door anderen.

i. Vaak ontvangen wij nooit de troost die God ons door een ander wil geven. Trots weerhoudt ons ervan onze noden aan anderen bekend te maken, zodat we nooit de troost ontvangen die God ons door hen wil geven.

ii. “Zelfs geestelijke troost wordt ons niet gegeven voor ons gebruik alleen; zij wordt, zoals alle gaven van God, gegeven opdat zij kan worden uitgedeeld, of instrumenten worden van hulp aan anderen. De beproevingen en vertroostingen van een predikant zijn toegestaan en gezonden ten bate van de Kerk. Wat een miserabele prediker moet hij zijn, die al zijn goddelijkheid heeft door studie en geleerdheid, en niets door ervaring!” (Clarke)

iii. “Mr. Knox, een weinig voor zijn dood, stond op uit zijn bed; en men vroeg hem waarom hij, zo ziek zijnde, wilde opstaan? Hij antwoordde, dat hij die nacht zoete overpeinzingen had gehad over de opstanding van Jezus Christus, en dat hij nu naar de preekstoel wilde gaan, en de troost die hij in zijn ziel voelde, aan anderen wilde doorgeven.” (Trapp)

3. (5-7) Paulus’ persoonlijk lijden en troost.

Want gelijk het lijden van Christus in ons overvloedig is, alzo is ook onze vertroosting overvloedig door Christus. Indien wij nu verdrukt worden, zo is het tot uw troost en zaligheid, die werkzaam is om hetzelfde lijden te doorstaan, dat ook wij lijden. Of als wij vertroost worden, is dat tot uw troost en heil. En onze hoop voor u is standvastig, omdat wij weten dat zoals u deel hebt aan het lijden, u ook deel zult hebben aan de vertroosting.

a. Het lijden van Christus is overvloedig in ons: Paulus had een leven vol lijden. Hij beschreef enkele van deze lijdensweg in 2 Korintiërs 11:23-28: strepen… gevangenissen… slagen… stenigingen… schipbreukelingen… gevaren van wateren… rovers… in gevaren van mijn eigen landgenoten, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren in de zee, in gevaren onder valse broeders; in vermoeidheid en zwoegen, in slaaploosheid dikwijls, in honger en dorst, in vasten dikwijls, in koude en naaktheid. Toch wist Paulus dat al zijn lijden werkelijk het lijden van Christus was.

b. Zo is ook onze vertroosting overvloedig door Christus: Omdat het lijden van Paulus het lijden van Christus was, was Jezus niet ver van Paulus verwijderd in zijn beproevingen. Hij was daar, vereenzelvigde zich met de apostel en troostte hem.

i. “Gelijk hoe heter de dag, des te groter de dauw des nachts; alzo hoe heter de tijd der benauwdheid, des te groter de dauw der verkwikking van God.” (Trapp)

ii. We kunnen er op rekenen: als het lijden overvloedig is, is ook de troost overvloedig. Jezus is er om troost te brengen als wij die willen ontvangen. Dit veronderstelt natuurlijk dat wij niet lijden als een moordenaar, een dief, een boosdoener, of als een bemoeial in andermans zaken. Maar indien iemand als christen lijdt, laat hij zich dan niet schamen, maar laat hij God verheerlijken in deze zaak. (1 Petrus 4:15-16)

iii. “Het is niet over lijden als lijden dat de apostel hier spreekt. Er is geen tendens in pijn om heiligheid voort te brengen. Het is alleen van christelijk lijden en van het lijden van christenen, d.w.z. van lijden dat voor Christus en op christelijke wijze wordt doorstaan, dat de apostel zegt dat het verbonden is met verlossing, of dat het ertoe neigt voor hen die lijden een eeuwig gewicht van heerlijkheid uit te werken.” (Hodge)

c. Onze vertroosting is ook overvloedig door Christus. God kan situaties in ons leven toelaten waarin onze enige troost gevonden wordt door Christus. Soms denken we dat de enige troost te vinden is in een verandering van omstandigheden, maar God wil ons juist troosten midden in onze moeilijke omstandigheden, en wel door Christus.

i. Dit is dezelfde gedachte die Jezus uitdrukt in Johannes 16:33: In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar weest vrolijk, Ik heb de wereld overwonnen.

ii. Jezus heeft ook geleden, daarom is Hij volledig gekwalificeerd om ons te troosten in onze tijd van beproeving. (Hebreeën 2:18)

d. Als wij verdrukt worden, is dat tot uw vertroosting en heil: Als Paulus en andere ambtsdragers verdrukt werden, was dat ter wille van Gods volk (zoals de Korinthische christenen). God had een groter doel met het lijden van Paulus dan alleen het werken aan Paulus zelf. God bracht troost en heil aan anderen door het lijden van Paulus.

i. Hoe kon God door het lijden van Paulus anderen troost en heil brengen? Naarmate het lijden Paulus dichter bij God bracht en hem meer en meer op God alleen deed vertrouwen, werd Paulus een meer doeltreffende dienaar. Hij was meer bruikbaar in de hand van God om troost en redding te brengen aan Gods volk.

ii. Wanneer wij bidden: “Heer, gebruik mij. Ik wil alleen maar door U gebruikt worden om de levens van anderen te raken”, beseffen wij niet dat wij een gevaarlijk gebed bidden. Door dit goede gebed nodigen wij God uit om lijden in ons leven te brengen als dat het juiste middel is om ons bekwamer te maken om troost en heil te brengen in het leven van anderen.

e. Die werkzaam is om hetzelfde lijden te doorstaan dat ook wij lijden: De troost en het heil die de Korinthische christenen ontvingen uit het lijden van Paulus waren werkzaam in de Korinthiërs, waardoor zij in staat waren hetzelfde lijden te verdragen dat Paulus en de andere apostelen doorstonden.

i. Het is veelbetekenend dat Paulus over hetzelfde lijden schrijft. Het is onwaarschijnlijk dat de Korinthische christenen op precies dezelfde manier leden als Paulus. Waarschijnlijk kon niet één van hen de lijst evenaren die Paulus in 2 Korintiërs 11:23-28 maakte. Toch kan Paulus zeggen dat het hetzelfde lijden is, omdat hij erkent dat de precieze omstandigheden van het lijden niet zo belangrijk zijn als wat God doet en wil doen door het lijden heen. Christenen moeten nooit in een “competitie” verwikkeld raken van het vergelijken van lijden. Er is een zin waarin wij allen hetzelfde lijden delen.

ii. Natuurlijk is het soms nuttig om ons lijden te vergelijken met dat van anderen – om te zien hoe licht onze last werkelijk is! Het is gemakkelijk voor ons om te denken dat onze kleine problemen in werkelijkheid veel groter zijn dan ze zijn.

iii. Het nieuwtestamentische idee van lijden is breed en niet gemakkelijk te beperken tot slechts één soort van problemen (zoals vervolging). Het oude Griekse woord voor lijden (thlipsis) had oorspronkelijk het idee van daadwerkelijke fysieke druk. In het oude Engeland werden aan bepaalde veroordeelde misdadigers zware gewichten opgelegd totdat ze “doodgedrukt” werden. Thlipsis beschrijft dat soort “druk”.”

f. Doeltreffend om te verdragen: Het is Gods verlangen dat wij door lijden heen volhardend zijn. Het oude Griekse woord voor verdragen is hupomone. Het is niet het idee van passieve, sombere aanvaarding, maar van het soort geest dat kan zegevieren over pijn en lijden om het doel te bereiken. Het is de geest van de marathonloper, niet van het slachtoffer in de tandartsstoel.

g. Of, als wij getroost worden, is het tot uw troost en heil: God werkte niet alleen door het lijden dat Paulus onderging. God werkte ook goede dingen in anderen door de troost die Paulus van de Heer ontving.

i. Wij zien Paulus leven in het voetspoor van Jezus, die waarlijk een op anderen gericht persoon was. Paulus’ leven is niet op zichzelf gericht, maar op de Heer en op hen die de Heer hem gegeven heeft te dienen. Lijdt Paulus? Zodat God iets goeds kan doen in de Corinthische christenen. Wordt Paulus getroost? Zodat God de Corinthische christenen kan zegenen. Lijden of getroost worden, het ging niet allemaal om Paulus; het ging allemaal om anderen.

ii. “Wij worden niet tot werkelijke onderwerping gebracht voordat wij door de verpletterende hand van God laag zijn gelegd.” (Calvijn)

h. Wij weten, dat gelijk gij deel hebt aan het lijden, gij ook deel zult hebben aan de vertroosting: Volgens vele passages in het Nieuwe Testament wordt lijden beloofd in het christelijk leven (Handelingen 14:22, 1 Thessalonicenzen 3:3, Filippenzen 1:29, Romeinen 5:3). Toch wordt ons ook troost beloofd te midden van het lijden.

4. (8-11) Paulus’ wanhopige benauwdheid.

Want wij willen niet, dat gij onwetend zijt, broeders, van onze benauwdheid, die ons in Asia overkwam: dat wij bovenmate belast werden, boven onze krachten, zodat wij zelfs aan het leven wanhoopten. Ja, wij hadden het vonnis des doods in ons, opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt, Die ons van zulk een grote dood verlost heeft, en ons verlost; op Wie wij vertrouwen, dat Hij ons nog verlossen zal, helpt ook gij tezamen in het gebed voor ons, opdat velen voor ons dankzeggen voor de gave, die ons door velen geschonken is.

a. Onze moeilijkheden die ons in Azië overkwamen: De precieze aard van deze moeite is ons niet bekend. Het was waarschijnlijk een soort vervolging of een lichamelijke kwelling verergerd door Paulus’ zendingswerk.

i. Er zijn tenminste vijf suggesties voor deze kwelling:

– Vechten met “wilde beesten” in Efeze (1 Korintiërs 15:32).

– 39 strepen ondergaan nadat hij voor een Joodse rechtbank was gebracht (2 Korintiërs 11:24).

– Het oproer te Efeze (Handelingen 19:23-41).

– Een bijzondere vervolging kort voordat Paulus naar Troas vertrok (Handelingen 20:19 en 1 Korinthiërs 16:9).

– Een steeds terugkerende lichamelijke kwaal.

b. Wij waren bovenmate belast, boven onze krachten, zodat wij zelfs aan het leven wanhoopten: Wat het probleem ook was, het was erg. Vanwege dit probleem leefde Paulus met het besef dat hij elk moment kon sterven (wij hadden het vonnis des doods… wie heeft ons verlost van zo’n grote dood).

i. Vanwege de dreiging van de dood, menen velen dat Paulus’ probleem vervolging moet zijn geweest. Echter, het idee van een terugkerende lichamelijke kwaal is geen slechte keuze. In die tijd konden Joden ziekte aanduiden met “dood” en genezing met “terugkeer tot het leven”. Het gebruik van de tegenwoordige tijd in 2 Korintiërs 1:4-6 en 1:9-10 impliceert dat het probleem nog steeds bij Paulus was toen hij de brief schreef. Dit maakt het waarschijnlijker – hoewel geenszins zeker – dat het probleem een hardnekkige ziekte was.

ii.In onszelf vertelt ons dat Paulus’ veroordeling tot de dood iets was dat hij van binnen voelde, niet iets dat een rechtbank hem van buitenaf had opgelegd.

c. Dat wij niet op onszelf moeten vertrouwen, maar op God die de doden opwekt: Ook al is de opstanding een toekomstige gebeurtenis, toch is er een zin waarin de werkelijkheid en de kracht van de opstanding elke dag raakt voor de lijdende christen. Zoals wij weten door de kracht van zijn opstanding, zullen wij ook gezegend worden door de gemeenschap van zijn lijden. (Filippenzen 3:10)

d. Die ons bevrijd heeft… en ons bevrijdt… wij vertrouwen erop dat Hij ons nog steeds zal bevrijden: Paulus wist dat het werk van God in ons leven in drie verschillende werkwoordstijden gebeurt. God werkt in ons verleden, heden en toekomst.

e. U helpt ook samen in gebed voor ons: Paulus kende de waarde van voorbede en was niet verlegen om de Korinthiërs, ondanks hun vele geestelijke problemen, te vragen voor hem te bidden. De Corinthische christenen hielpen werkelijk samen met Paulus toen zij voor hem baden.

i. Paulus wist dat zegen in het ambt ons werd geschonken door velen: dat wil zeggen, door de gebeden van velen. Wij denken vaak aan de grote dingen die God door Paulus heeft gedaan, en wij bewonderen hem terecht als een man van God. Denken wij aan al die mensen die voor hem gebeden hebben? Paulus schreef die biddende mensen veel van zijn doeltreffendheid in zijn bediening toe.

ii. “Zelfs een apostel voelde de gebeden van de Kerk noodzakelijk voor zijn troost en ondersteuning. Wat een ontelbare zegeningen trekken de gebeden van de volgelingen van God neer op hen die er het voorwerp van zijn!” (Clarke)

f. Personen: Dit is letterlijk “gezichten”.” Het idee “is dat van gezichten die zijn opgeheven in gebed, de vroegchristelijke (en joodse) gebedshouding is er een van staan met opgeheven ogen en uitgestrekte armen.” (Bernard)

B. Paulus verdedigt zijn bediening.

1. (12-14) Paulus’ roem: zijn integriteit en eenvoud in de bediening jegens de Corinthische christenen.

Want onze roem is deze: het getuigenis van ons geweten dat wij ons in eenvoud en godvruchtige oprechtheid in de wereld hebben gedragen, niet met vleselijke wijsheid, maar door de genade Gods, en meer overvloedig jegens u. Want wij schrijven u geen andere dingen dan wat gij leest of verstaat. Nu vertrouw ik, dat gij zult begrijpen, tot het einde toe (gelijk ook gij ons ten dele begrepen hebt), dat wij uw roem zijn, gelijk ook gij de onze zijt, ten dage van den Heere Jezus.

a. Het getuigenis van ons geweten: In dit gedeelte verdedigt Paulus zich tegen de beschuldiging dat hij wispelturig en onbetrouwbaar is. Hier verklaart hij eenvoudig dat hij een zuiver geweten heeft voor God en vertrouwt erop dat de Korinthische christenen dit zullen begrijpen.

b. Wij hebben ons in de wereld gedragen in eenvoud en godvruchtige oprechtheid, niet met vleselijke wijsheid: De Corinthische christenen waren zo gewend om te gaan met predikanten die berekenend en manipulatief waren, dat ze dachten dat Paulus wel net zo moest zijn. Toen Paulus daarom zei dat hij naar hen toe zou komen (1 Korintiërs 16:5) maar dat niet deed, dachten ze dat hij hen gewoon manipuleerde. Paulus laat hen weten dat dit niet het geval was.

i. De Corinthische christenen waren cynisch geworden. Zij geloofden dat iedereen slechte motieven had en uit was op persoonlijk gewin en macht. Ze vertrouwden Paulus niet omdat ze cynisch waren.

c. Wij schrijven u geen andere dingen dan wat u leest of begrijpt: Paulus wilde de Korinthische christenen laten weten dat hij geen “verborgen betekenissen” had in zijn brieven. Zijn bedoeling stond er recht boven voor allen om te zien.

i. Een cynisch hart denkt altijd: “Je zegt dit, maar je meent dat echt. Je spreekt niet de waarheid.” Paulus verzekerde de Corinthische christenen dat hij werkelijk de waarheid sprak en dat hij niet communiceerde met manipulatieve verborgen betekenissen.

ii. “In Paulus’ leven waren er geen verborgen handelingen, geen verborgen motieven en geen verborgen betekenissen.” (Barclay)

2. (15-17) Paulus overweegt de beschuldiging dat hij onbetrouwbaar is en niet te vertrouwen.

En in dit vertrouwen was ik van plan eerder naar u toe te komen, opdat u een tweede voordeel zou hebben – om via u naar Macedonië te gaan, om weer uit Macedonië naar u toe te komen, en door u geholpen te worden op mijn weg naar Judea. Toen ik dit plande, deed ik dat dan lichtvaardig? Of de dingen, die ik beraam, beraam ik naar het vlees, dat er bij mij Ja, Ja, en Neen, Neen zou zijn?

a. Ik was van plan eerder tot u te komen: De Korinthische christenen beschuldigden Paulus ervan onbetrouwbaar en onbetrouwbaar te zijn, omdat hij zei dat hij op een bepaalde tijd zou komen en dat niet deed. Hij was niet in staat om te komen zoals gepland, dus in plaats daarvan stuurde hij een brief.

i. In 1 Korinthiërs 16:5-7 beloofde Paulus de Korinthiërs te zien na zijn reis door Macedonië.

ii. Hij veranderde zijn plannen en besloot hen eerst te zien op zijn weg naar Macedonië en dan nog eens op zijn terugweg, om hun een tweede weldaad te geven (2 Korintiërs 1:15-16).

iii. Paulus bracht het eerste bezoek op weg naar Macedonië, maar het was pijnlijk voor zowel hem als de Korinthiërs, omdat het vol confrontatie was (Ik zou niet weer tot u komen in droefheid, 2 Korinthiërs 2:1).

iv. Enige tijd na dit bezoek werd Paulus (of misschien zijn vertegenwoordiger) in Korinthe openlijk beledigd door iemand van de “anti-Paulus” partij (2 Korintiërs 2:5-10, 7:12).

v. Omdat het eerste bezoek zo onaangenaam was en hij geen heil zag in een tweede bezoek, zag Paulus af van zijn plan om hen op de terugweg uit Macedonië te bezoeken.

vi. Paulus zond Titus van Efeze naar Korinthe met een brief (2 Korintiërs 2:3-9). Veel schriftgeleerden beschouwen deze door Titus meegebrachte brief als de “ernstige brief” die tussen 1 Korintiërs en 2 Korintiërs is geschreven. Titus was daar ook om de bijdrage voor de gemeente in Judea in ontvangst te nemen (2 Korinthiërs 8:6, 8:16-17), maar de Korinthiërs gaven niet zoals ze hadden moeten doen (2 Korinthiërs 8:10-11, 9:5).

vii. Paulus verliet Efeze en leed zijn “verdrukking in Asia” (2 Korintiërs 1:8).

viii. Paulus ging toen naar Macedonië en organiseerde onder andere een inzameling voor de behoeftige christenen in Judea. Titus ontmoette Paulus in Macedonië en vertelde Paulus over de reactie van de Korinthiërs op de “strenge brief” (2 Korinthiërs 7:5-7).

ix. Later vanuit Macedonië schreef Paulus 2 Korintiërs toen hij hoorde van meer problemen in Korinthe. De brief is waarschijnlijk geschreven in de herfst van 56 na Christus.

b. Door u op mijn weg geholpen:Dit erkent de oude gewoonte om een reiziger aan het begin van zijn reis op weg te sturen. In de antieke wereld, wanneer een voorname gast naar een stad kwam, ontmoetten zijn vrienden en aanhangers hem op een afstand van de stad en liepen met hem de stad in. Ook stuurden zij hem op dezelfde wijze weg, met hem een eind buiten de stad lopend.

c. Toen ik dit van plan was, heb ik het toen lichtvaardig gedaan? De Corinthische christenen beschuldigden Paulus ervan wispelturig te zijn en drongen erop aan dat als Paulus een integer man was geweest, hij persoonlijk zou zijn gekomen. Paulus’ verandering in plannen deed de Corinthische Christenen zeggen dat Paulus een man moet zijn die Ja zegt maar Nee bedoelt en Nee zegt maar Ja bedoelt.

i. Paulus werd bekritiseerd als een man die niet kon beslissen over een plan of die een plan niet kon doorvoeren. Zijn vijanden onder de Christenen in Korinthe grepen deze omstandigheden aan om Paulus in een kwaad daglicht te stellen.

ii. Het was goed voor de Korinthische christenen om teleurgesteld te zijn dat Paulus hen niet kwam bezoeken. Maar ze hadden het mis door te proberen Paulus de schuld te geven van de teleurstelling. Zij moesten Paulus’ hart en Gods hand in de omstandigheden zien.

3. (18) Paulus ontkent de beschuldiging die tegen hem werd geuit.

Maar zoals God getrouw is, was ons woord aan u niet Ja en Nee.

a. Zoals God getrouw is: Paulus kan zeggen: “Zoals God getrouw is, zo waren wij getrouw in wat wij tot u zeiden.” Paulus was zo’n integer man dat hij zijn waarachtigheid kon vergelijken met Gods trouw.

i. “Zoals God trouw is aan zijn beloften, zo heeft Hij mij geleerd trouw te zijn aan de mijne.” (Poole)

b. Ons woord aan u was niet Ja en Nee: Paulus zei geen Ja en bedoelde Nee of zei Nee en bedoelde Ja, zoals de Korinthische christenen hem beschuldigden.

4. (19-22) Paulus wist dat hun beschuldigingen onjuist waren op grond van geestelijke redenen.

Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die door ons – door mij, Silvanus en Timotheüs – onder u is verkondigd, was geen Ja en Nee, maar in Hem was Ja. Want al de beloften Gods in Hem zijn Ja, en in Hem Amen, tot heerlijkheid Gods door ons. Hij nu, die ons met u in Christus opricht en ons gezalfd heeft, is God, die ons ook verzegeld heeft en ons de Geest in ons hart gegeven heeft als een waarborg.

a. Jezus Christus, die door ons onder u gepredikt is… was niet Ja en Nee: Paulus predikte een Jezus die volkomen betrouwbaar is en het vertrouwen waard is. Het was niet juist dat de apostel van zo’n trouwe Heiland zo snel als onbetrouwbaar en onbetrouwbaar werd beschouwd.

i. Paulus zinspeelt op een belangrijk principe: De boodschap beïnvloedt de boodschapper. Paulus kon niet zo oprecht en zo krachtig een Jezus prediken die niet Ja en Nee is en zelf onberoerd blijven door die Jezus. Inzicht hierin zou de Korinthische christenen meer vertrouwen in Paulus moeten hebben gegeven.

b. Want al de beloften Gods in Hem zijn Ja en in Hem Amen: Kunnen we ons voorstellen dat God de Vader ooit “nee” zou zeggen tegen God de Zoon? God de Vader zal altijd Ja zeggen tegen de Zoon en zal altijd bevestigen wat de Zoon zegt (Amen).

i. “Wij zouden dit kostbare vers nooit gehad kunnen hebben als Paulus niet zo slecht behandeld was door deze mannen van Korinthe. Zij deden hem groot onrecht aan, en veroorzaakten hem veel verdriet van hart… toch ziet u hoe het kwaad door God ten goede werd overruled, en door hun onfrisse roddel en laster werd deze zoete zin uit Paulus geperst.” (Spurgeon)

c. Hij die ons opricht… en ons gezalfd heeft, is God, die ons ook verzegeld heeft en ons de Geest gegeven heeft: Paulus en zijn medewerkers waren door God opgedragen en vervuld met de Heilige Geest. Dit begrijpen zou de Korinthische christenen ertoe gebracht moeten hebben overhaaste en ongefundeerde beschuldigingen tegen Paulus te verwerpen.

d. Gezalfd ons… verzegeld ons… een waarborg: Paulus verwijst naar drie aspecten van het werk van de Heilige Geest in ons.

i. Heeft ons gezalfd: De enige andere plaats waar het Nieuwe Testament spreekt over zalving is in 1 Johannes 2:20 en 2:27. Elk gebruik spreekt van een zalving die gemeenschappelijk is voor alle gelovigen, niet een speciale zalving voor een paar christelijke supersterren. Het idee achter gezalfd is dat we zijn voorbereid en bekrachtigd voor dienstbetoon. Het feit dat wij gezalfd zijn betekent dat wij iets delen met de oudtestamentische profeten, priesters en koningen die ook gezalfden waren.

ii. Verzegeld ons: In de oude wereld werd een zegel gebruikt om te identificeren en om te beschermen. Als iets verzegeld was, wist iedereen aan wie het toebehoorde (het zegel had een insigne), en het zegel verhinderde dat iemand anders met het voorwerp kon knoeien. De Heilige Geest is bij ons om ons te identificeren en ons te beschermen.

iii. Een garantie: Het woord garantie is het woord voor een aanbetaling. Wij hebben de Heilige Geest gekregen als een aanbetaling voor de volheid van wat God zal doen. De Heilige Geest is een onderpand van grotere dingen die komen gaan. Als Christenen heeft God ons gekocht op het lay-away plan en heeft ons een indrukwekkende aanbetaling gegeven. Hij zal niet weglopen van de laatste betaling omdat Hij al zoveel geïnvesteerd heeft.

5. (23-24) Paulus wist dat hun beschuldigingen onjuist waren, gebaseerd op zijn eigen persoonlijke redenen.

Meer roep ik God tot getuige tegen mijn ziel, dat ik, om u te sparen, niet meer naar Korinthe ben gekomen. Niet dat wij heerschappij over uw geloof hebben, maar zijn medearbeiders tot uw blijdschap; want door het geloof staat gij. Ik roep God tot getuige tegen mijn ziel: Paulus legt een ernstige eed af. Hoewel Jezus zei dat we ons leven zo moeten leiden dat eden niet nodig zijn (Matteüs 5:33-37), betekent dit niet dat eden verboden zijn. Bij gelegenheid zweert zelfs God een eed (Hebreeën 6:13).

b. Dat ik, om u te sparen, niet meer naar Korinthe kwam: De Korinthische christenen hadden aangenomen dat Paulus niet persoonlijk kwam om egoïstische redenen. Ze wilden denken dat hij gewoon geen integer man was of bang was voor conflicten. Paulus zet hen recht: om jullie te sparen ben ik niet meer gekomen. Paulus benadrukt dat het uit bezorgdheid voor de Korinthische christenen was dat hij het bezoek op dat moment niet bracht.

c. Niet dat wij heerschappij over uw geloof hebben: Paulus wijst er zorgvuldig op dat hij niemands heer is in de gemeente, ook al is hij apostel.

i. Men heeft gezegd dat God drie dingen aan Zichzelf voorbehoudt:

– Ten eerste, van niets iets maken.

– Ten tweede, toekomstige gebeurtenissen kennen.

– Ten derde, heerschappij hebben over het geweten van de mensen.

ii. Helaas zijn er veel te veel mensen die bereid zijn over andere gelovigen te heersen op een manier die Paulus niet zou doen. “De heilige geschriften, en zij alleen, bevatten wat nodig is voor geloof en praktijk; en dat geen man, aantal mannen, genootschap, kerk, raad, pastorie, consistorie of conclaaf heerschappij heeft over iemands geloof. Het Woord van God alleen is zijn regel, en aan de Auteur ervan moet hij rekenschap afleggen van het gebruik dat hij ervan heeft gemaakt.” (Clarke)

d. Medearbeiders tot uw vreugde: In plaats van zichzelf te zien als een soort “heer” over de Corinthische christenen, geeft Paulus een geweldige beschrijving van wat ambtsdragers zouden moeten zijn: medearbeiders. Leiders onder christenen moeten naast hun mensen werken om hun vreugde te vergroten.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.