De actietheorie van Parsons wordt gekenmerkt door een systeemtheoretische benadering, die een meta-structurele analyse integreerde met een vrijwilligheidstheorie. Parsons’ eerste grote werk, The Structure of Social Action (1937) besprak de methodologische en meta-theoretische premissen voor de fundering van een theorie van sociale actie. Het betoogde dat een handelingstheorie gebaseerd moet zijn op een voluntaristisch fundament – en beweerde dat noch een positivistisch-utilitaire benadering noch een idealistische benadering aan de noodzakelijke voorwaarden zou voldoen – en stelde een alternatieve, systemische algemene theorie voor.
Parsons deelde het verlangen van het positivisme naar een algemene uniforme theorie, niet alleen voor de sociale wetenschap maar voor het hele gebied van actiesystemen (waarin Parsons het concept van “levende systemen” opnam). Anderzijds week hij van hen af wat betreft de criteria voor wetenschap, met name wat betreft de stelling van Auguste Comte dat wetenschappers niet op zoek moeten gaan naar de “ultieme doeleinden” om onbeantwoordbare metafysische vragen te vermijden. Parsons beweerde dat, althans voor de sociale wetenschappen, een zinvolle theorie de vraag naar de uiteindelijke waarden moest omvatten, die door hun aard en definitie vragen van metafysica omvatten. Als zodanig staat de theorie van Parsons tenminste met één voet in de sfeer van de hermeneutiek en soortgelijke interpretatieve paradigma’s, die bijzonder relevant worden wanneer de vraag naar “doeleinden” moet worden beschouwd binnen systemen van actiegerichtheid. Als zodanig kunnen systeemtheoretici zoals Parsons op zijn minst gedeeltelijk als antipositivistisch worden beschouwd. Parsons was niet per se een functionalist, maar een handelingstheoreticus. In feite heeft hij nooit de term functionalisme gebruikt om naar zijn eigen theorie te verwijzen. Ook zijn gebruik van de term “structureel functionalisme”, algemeen opgevat als een karakterisering van zijn theorie, werd door Parsons in een speciale context gebruikt om een bepaald stadium in de methodologische ontwikkeling van de sociale wetenschappen te beschrijven.
Een van de belangrijkste kenmerken van Parsons’ benadering van de sociologie was de wijze waarop hij stelde dat culturele objecten een autonoom type vormen. Dit is een van de redenen waarom Parsons een zorgvuldige scheiding instelde tussen cultureel en sociaal systeem, een punt dat hij benadrukte in een korte verklaring die hij samen met Alfred Kroeber schreef, en die tot uitdrukking komt op zijn AGIL paradigma. Voor Parsons vormen aanpassing, doelbereiking, integratie en latentie de basiskenmerken van sociaal handelen, en zouden kunnen worden opgevat als een viervoudige functie van een cybernetisch systeem waarin de hiërarchische volgorde L-I-G-A is. De meest metafysische vragen in zijn theorie lagen besloten in het concept van constitutieve symbolisering, die het patroonbehoud van het culturele systeem vertegenwoordigde en het culturele systeemequivalent was van latent patroonbehoud via instituties als school en gezin (of, eenvoudig gezegd, “L”). Later werden de metafysische vragen meer gespecificeerd in het Paradigma van de Menselijke Conditie, dat Parsons in de jaren voor zijn dood ontwikkelde als een uitbreiding van de oorspronkelijke AGIL-theorie.
De scheiding van het culturele en het sociale systeem had verschillende implicaties voor de aard van de basiscategorieën van het culturele systeem; het had vooral implicaties voor de manier waarop cognitief kapitaal wordt gezien als een factor in de geschiedenis. In tegenstelling tot het pragmatisme, het materialisme, het behaviorisme en andere anti-Kantiaanse soorten epistemologische paradigma’s, die de neiging hadden de rol van het cognitieve kapitaal te beschouwen als identiek aan de fundamentele rationaliseringsprocessen in de geschiedenis, beschouwde Parsons deze kwestie als fundamenteel anders. Cognitief kapitaal, zo stelde Parsons, is gebonden aan passie en geloof en is verstrengeld als bevorderende factoren in rationaliseringsprocessen, maar is noch geabsorbeerd noch identiek met deze processen op zich.