Mycoplasma’s zijn de kleinste vrij levende micro-organismen, met een diameter van ongeveer 300 nm. Zij zijn begrensd door een drielagig membraan en hebben, in tegenstelling tot conventionele bacteriën, geen starre celwand. Daarom zijn zij niet gevoelig voor penicillines en andere antibiotica die op deze structuur inwerken. Zij zijn echter wel gevoelig voor een reeks andere breedspectrumantibiotica, waarvan de meeste alleen hun vermenigvuldiging remmen en hen niet doden. De tetracyclinen hebben altijd op de voorgrond gestaan bij het gebruik van antibiotica, vooral voor infecties van de geslachtsorganen, maar de macroliden worden ook veel gebruikt voor infecties van de ademhalingswegen. In vergelijking met de tetracyclinen hebben erytromycine, de nieuwere macroliden, de ketoliden en de nieuwere chinolonen namelijk een even grote of soms grotere activiteit. De twee laatste groepen antibiotica hebben ook een zekere cidale activiteit. De antibiotica-gevoeligheidsprofielen van verschillende mycoplasma’s van menselijke oorsprong worden gepresenteerd; die van Mycoplasma pneumoniae en Mycoplasma genitalium zijn vergelijkbaar. Afgezien van de penicillines zijn mycoplasma’s van nature resistent tegen sommige andere antibiotica, bijvoorbeeld de rifampicines. Bovendien kunnen sommige mycoplasma’s resistentie ontwikkelen, hetzij door genmutatie, hetzij door verwerving van een resistentiegen, tegen antibiotica waarvoor zij gewoonlijk gevoelig zijn. Resistentie van mycoplasma’s tegen tetracyclinen komt vaak voor en is te wijten aan de verwerving van het tetM-gen. Het patroon van de gevoeligheid voor antibiotica kan sterk worden beïnvloed door de bron van het mycoplasma; zo kan een mycoplasma dat is verkregen uit een besmette eukaryotische celcultuur die een uitgebreide antibioticabehandeling heeft ondergaan, een heel ander antibioticaprofiel hebben dan dezelfde mycoplasmasoort die rechtstreeks uit een menselijke of dierlijke bron is verkregen. Mycoplasma’s kunnen moeilijk uit te roeien zijn uit menselijke of dierlijke gastheren of uit celculturen door behandeling met antibiotica, omdat zij resistent zijn tegen het antibioticum, of omdat het antibioticum geen dodende werking heeft, of omdat sommige mycoplasma’s eukaryotische cellen binnendringen. Uitroeiing kan bijzonder moeilijk zijn bij immunosuppressie of immunodeficiëntie, vooral bij hypogammaglobulinemie. De meest doeltreffende behandelingen van mycoplasma-infecties van de luchtwegen of het urogenitale stelsel worden voorgesteld.