Het werk is ook bekend om zijn bespreking van het principe van decorum (het gebruik van de juiste woordenschat en dictie in elke schrijfstijl) (l.81-106), en om Horatius’ kritiek op purper proza (purpureus pannus, l.15-16), een term die hij bedacht om het gebruik van bloemrijke taal aan te duiden. Dit principe wordt beschouwd als een kernonderdeel van de Horatiaanse poëtica, omdat het vooral gericht is op waarheidsgetrouwheid in de artistieke weergave, waarbij alles wordt gestuurd, van de keuze van het genre tot dictie, dramatische karakterisering, maatsoort, poëtische inventie, en het beoogde effect. Volgens sommigen dwingt decorum ondergeschiktheid af, zoals van delen aan het geheel, vrouw aan man, verlangen aan rede, en individu aan staat.
In regel 191 waarschuwt Horatius tegen deus ex machina, de gewoonte om een ingewikkelde plot op te lossen door een god uit de Olympia te laten verschijnen en de zaken recht te zetten. Horatius schrijft “Nec deus intersit, nisi dignus vindice nodus”: “Dat een god niet tussenbeide komt, tenzij er een knoop opduikt die zo’n ontwarmer waardig is”.
Misschien kan men zelfs zeggen dat de citeerbaarheid van Horatius’ Ars Poetica er de oorzaak van is dat het een vooraanstaande plaats in de literaire kritiek heeft gekregen: The Norton Anthology of Theory and Criticism zegt:
Het belang van Horatius’ Ars Poetica (Kunst der Poëzie) voor de latere geschiedenis van de literaire kritiek kan onmogelijk worden overschat. Sinds de compositie in de eerste eeuw voor Christus heeft dit epigrammatische en soms raadselachtige kritische gedicht een bijna voortdurende invloed uitgeoefend op dichters en literaire critici – misschien omdat de in versvorm geformuleerde dicta zo bij uitstek citeerbaar zijn. Horatius’ bevel dat poëzie zowel moet “instrueren als verrukken” is zo vaak herhaald dat het bekend is geworden als de Horatiaanse gemeenplaats.
De Horatiaanse gemeenplaats wordt meestal weergegeven als “instrueren en verrukken”, maar soms ook als “instrueren of verrukken”. De eerste lezing impliceert dat alle literatuur leerzaam moet zijn. Een verwante dubbelzinnigheid is dat “instrueren” misschien beter vertaald kan worden als “helpen”, “adviseren”, of “waarschuwen”. Horatius herhaalt deze stelregel in verschillende bewoordingen: “Aut prodesse uolunt aut delectare poetae aut simul et iucunda et idonea dicere uitae” (De dichter wenst te profiteren of te behagen, of tegelijkertijd aangenaam en behulpzaam te zijn), “miscuit utile dulci” (een mengeling van nuttig en zoet), en “delectando pariterque monendo” (verblijden en adviseren).
De Ars Poetica werd in 1566 voor het eerst in het Engels vertaald door Thomas Drant. Een vertaling door Ben Jonson werd postuum gepubliceerd in 1640.