August werd geboren in Linz, Oostenrijk, als enig overlevend kind van ouders van Tsjechische en Sudeten-Duitse afkomst. Hij werd katholiek gedoopt in de St. Matthiaskerk waar zijn ouders het jaar ervoor waren getrouwd. Zijn vader Michael Kubíček (ook geboren in Linz) was een stoffeerder, terwijl zijn moeder Maria Panholzer-Bláhová onwettig werd geboren in Rosenberg an der Moldau, gewettigd door haar stiefvader toen ze 14 was. Zijn zusters Maria, Therese en Karoline stierven in hun vroege jeugd. Kubizek schreef later dat dit een opvallende parallel was tussen zijn eigen leven en dat van Adolf Hitler, wiens moeder vier kinderen vroegtijdig had verloren. Als de overlevende zonen van rouwende moeders, konden August en Adolf niet anders dan het gevoel hebben dat zij gespaard of “uitverkoren” waren door het lot.
Kubizek en Hitler ontmoetten elkaar voor het eerst toen zij streden om de staanplaatsen in het Landestheater in Linz. Vanwege hun gedeelde passie voor de opera’s van Richard Wagner, werden zij al snel goede vrienden en later kamergenoten in Wenen, terwijl beiden toelating tot de universiteit zochten. De twee deelden een kleine kamer in Stumpergasse 31/2 deur 17 in het zesde district van Wenen van 22 februari tot begin juli 1908.
Als enige zoon van een zelfstandige stoffeerder werd van August verwacht dat hij ooit het bedrijf van zijn vader zou overnemen, maar in het geheim droomde hij ervan dirigent te worden. Met de aanmoediging van Adolf wijdde hij steeds meer tijd aan deze passie en voltooide hij alle muzikale opleidingen die hem in Linz ter beschikking stonden. Echter, om zijn doel van orkestdirigent te bereiken, had hij een hogere opleiding in muziek nodig, die alleen in Wenen werd aangeboden. Het was de 18-jarige Adolf Hitler die Kubizek’s vader met succes overhaalde om zijn zoon naar de metropool te laten gaan om het conservatorium te bezoeken. Zoals Kubizek schreef, was dit iets dat de loop van zijn leven voorgoed veranderde.
Hij werd onmiddellijk toegelaten tot het Weense Conservatorium waar hij al snel naam maakte. Hitler werd echter tweemaal de toegang tot de kunstacademie van Wenen ontzegd, een feit dat hij enige tijd voor zijn vriend verborgen hield. In 1908 verbrak Hitler abrupt de vriendschap en raakte dakloos. Kubizek voltooide zijn studie in 1912 en werd aangenomen als dirigent van het orkest in Marburg aan de Drau, Oostenrijk (Maribor, in Slovenië, na 1918). Later kreeg hij een baan aangeboden bij het Stadttheater in Klagenfurt, maar deze baan en zijn muzikale carrière werden afgebroken door het begin van de Eerste Wereldoorlog. Voordat hij naar het front vertrok, trouwde hij met Anna Funke (7 oktober 1887 – 4 oktober 1976), een violiste uit Wenen met wie hij drie zonen kreeg: Augustin, Karl Maria en Rudolf.
Van augustus 1914 tot november 1918 diende Kubizek als reservist bij Regiment 2 van de Oostenrijks-Hongaarse Infanterie. Tijdens de Karpatenwintercampagne van 1915 raakte hij gewond bij Eperjes in Hongarije (nu Prešov in Slowakije) en werd later met een ambulancetrein geëvacueerd naar Boedapest. Na maanden van herstel keerde hij terug naar het front en werd toegevoegd aan een gemechaniseerd korps in Wenen. Na de oorlog aanvaardde Kubizek een ambt als ambtenaar in de gemeenteraad van Eferding, Opper-Oostenrijk en werd muziek zijn hobby.