Urinary tract infections behoren tot de meest voorkomende bacteriële infecties. Ze kunnen voorkomen in een ongecompliceerde gastheersituatie, waarbij er geen onderliggende structurele of functionele afwijking van de urogenitale tractus van de patiënt is, of gecompliceerd, waarbij die er wel is. In het laatste geval zijn de aanwezigheid van een vreemd voorwerp, zoals een urinekatheter, of een verstoring van de normale urinestroom door obstructie of retentie, vaak predisponerende factoren. Er zijn grote verschillen in het vermogen van bacteriën om met succes de urinewegen binnen te dringen; de overgrote meerderheid van dergelijke infecties wordt veroorzaakt door een klein aantal soorten. De route is meestal opstijging vanuit de urethra. Bepaalde uropathogene stammen van Escherichia coli zijn het meest bedreven, gemeten naar de frequentie waarmee zij de geïdentificeerde oorzaak zijn. Dergelijke stammen vertonen een aantal virulentiefactoren die hen in staat stellen deze niche te bezetten – hetgeen, met toenemend inzicht, kan leiden tot verschillende behandelingsmethoden. Andere soorten worden vaak alleen geïmpliceerd in aanwezigheid van een onderliggende urologische afwijking. De aanwezigheid van een urinekatheter of een ander urine-afvoersysteem biedt organismen de gelegenheid een biofilm te ontwikkelen, waardoor ze niet met succes kunnen worden uitgeroeid. Ook nierstenen kunnen in verband worden gebracht met de productie van een biofilm.