Doelstelling: Het evalueren van de chirurgische technieken van open reductie en interne fixatie uitgevoerd voor enkelfractuur retrospectief en de bijbehorende klinische uitkomsten.
Methoden: Van maart 2001 tot januari 2006 werden 242 patiënten met een enkelfractuur behandeld. Een totaal van 85 patiënten met volledige klinische gegevens werd geanalyseerd. Volgens het Lauge-Hansen classificatiesysteem werden de fracturen geclassificeerd in pronatie-externe rotatie (graad II) in 12 gevallen en graad IV in 9 gevallen, supinatie-externe rotatie (graad II) in 34 gevallen en graad IV in 16 gevallen, supinatie-adductie (graad II) in 8 gevallen, en pronatie-abductie in 6 gevallen. De reductie en interne fixatie begonnen met achtereenvolgens de laterale malleolus, de mediale malleolus en posterieure malleolus, en de distale tibiofibulaire syndesmosis. Van de 10 gevallen werden 5 van de distale tibiofibulaire syndesmosis gefixeerd met één schroef door 3 lagen botcortexen. Alle gevallen werden 4 tot 6 weken na de operatie gefixeerd met een gipsverband.
Resultaten: De follow-up periode varieerde van 6 tot 36 maanden, met een gemiddelde van 10 maanden. Er waren geen lokale complicaties zoals malunion of nonunion van de fracturen en misvorming van de enkel. De ingebrachte schroef aan de distale tibiofibulaire syndesmosis werd niet gebroken. De patiënten werden geëvalueerd met het Baird-Jackson scoresysteem. Het aantal patiënten met uitstekende, goede, redelijke en slechte resultaten was respectievelijk 53, 23, 6 en 3. Het percentage uitstekend en goed was 89,4%.
Conclusie: Operatieve behandeling kan bevredigende klinische resultaten opleveren voor enkelfracturen. Een goede interne fixatie en een juiste inschatting van het fractuurpatroon zijn van belang voor het bereiken en verkrijgen van betere resultaten op lange termijn.