In China bestaan ze al sinds 500 v.Chr. In 1630 werden daar al meer dan 500 variëteiten genoemd. In Europa, vooral in Nederland, zijn ze bekend sinds het midden van de 17e eeuw, maar hun algemene verspreiding vond pas plaats in de 19e eeuw. Chrysant werd in China voor het eerst gewaardeerd als geneeskrachtige plant.
Het wordt in het oudste Chinese medische materiaal, Shennong Ben Cao Jing (vroegmoderne tijd), ingedeeld in de categorie van superieure geneesmiddelen en maakt deel uit van de producten die verband houden met de zoektocht naar onsterfelijkheid. “Bij langdurig gebruik heft het de remming van bloed en qi op, verlicht het het lichaam, vertraagt het veroudering en verlengt het het leven” aldus de klassieker. Het “verlichten van het lichaam” was een doel om de etherische staat van Onsterfelijken te bereiken die in staat waren om te vliegen en “op de wolken te rijden”. Vanaf de Jin en Tang dynastieën (rond de 5e eeuw na Chr.) begon men chrysanten te waarderen als sierplant, terwijl men ze bleef gebruiken voor voedingsdoeleinden.
De eerste monografie over chrysanten werd gepubliceerd in 1104 na Chr. Liu Meng (劉蒙),:296-97 de auteur van een “Chrysanthemum Treatise” (菊譜),:242 classificeert de chrysanten volgens hun kleuren: de normale zijn geel, dan komen de witte, de paarse en tenslotte de rode. Het vermeldt in totaal 35 gekweekte variëteiten die men in de tuinen bij de boeddhistische heiligdommen van de Longmen Grotten kan waarnemen. In de 16e eeuw maakt de beroemde arts en kruidendokter Li Shizhen in zijn Grote Verdrag der Geneeskundige Kwesties melding van honderd cultivars. Hij schrijft ze enkele geneeskrachtige eigenschappen toe, zoals “het elimineren van hitte en gifstoffen”, “het verbeteren van het gezichtsvermogen”, enzovoort. In 1630, een overzicht van meer dan 500 cultivars 17 en ongeveer 2000 aan het begin van de 20e eeuw.
De eerste Europese auteur die melding maakt van chrysanten is Jacobus Breynius (Jacob Breyn) in 1689 in zijn Prodromus Plantarum Rariorum. Deze koopman en botanicus beschrijft de Matricaria japonica maxima, als een zeer elegante bloeiende plant, dubbel, roze of lichtrood 20 en bestaande in verschillende variëteiten. De eerste botanische beschrijving van de floristenchrysant is van Thomas d’Audibert de Ramatuelle. In 1792 beschrijft deze botanicus in het Journal of Natural History de gekweekte plant met grote purpurine bloemen, die door de zeevaarder Marseillais Blancard uit China werd meegebracht onder de naam “Kamille met grote bloemen”, Anthemis grandiflora. Hij dringt erop aan deze te onderscheiden van de Chrysanthemum indicum van Linnaeus met kleine gele bloemhoofdjes. Hij stelt in een noot voor om het ook Chrysanthemum morifolium te noemen. Uit deze eerste gecultiveerde plant, die in 1789 door Blancard uit China werd meegebracht, en vervolgens uit de teruggebrachte planten (uit China in 1846 en uit Japan in 1863) zullen in Europa duizenden cultivars en hybriden ontstaan. Samen met duizenden cultivars die onafhankelijk van elkaar in China en Japan zijn ontwikkeld, is er momenteel een enorm complex cultivars (naar schatting 20.000 tot 30.000).
Auteur Wilhelm Miller schrijft: “De gewone chrysanten van de bloemisten (C. hortorum) worden vaak ‘grootbloemige’ en ‘herfstchrysanten’ genoemd, om ze te onderscheiden van de winterharde buitensoorten. Zij zijn het mengproduct van C. indicum en C. morifolium, twee plantensoorten die in het wild groeien in China en Japan. De buitenchrysanten of winterharde chrysanten zijn van dezelfde soort afgeleid, maar zijn minder ontwikkelde vormen. De chrysant voor de bloemist is niet noodzakelijk een kasonderwerp.”
De meer dan 1.000 variëteiten die sinds de 19e eeuw in Europa bestaan, zijn onderverdeeld in talrijke variëteiten. De indicum-hybriden als oudste groep hebben de chrysant (Chrysanthemum indicum) als ouder.