Cochrane

Review question

We hebben het bewijsmateriaal beoordeeld voor de voordelen en nadelen van verschillende soorten intranasale (in de neus) steroïden gegeven aan mensen met chronische rhinosinusitis.

Achtergronden

Chronische rinosinusitis is een veel voorkomende aandoening die wordt gedefinieerd als ontsteking van de neus en paranasale sinussen (een groep met lucht gevulde ruimtes achter de neus, ogen en wangen). Patiënten met chronische rinosinusitis ervaren gedurende ten minste 12 weken ten minste twee of meer van de volgende symptomen: verstopte neus, afscheiding uit de neus of loopneus, pijn of druk in het gezicht en/of een verminderd reukvermogen (hyposmia). Sommige mensen hebben ook neuspoliepen, dat zijn druifachtige zwellingen van het normale neusslijmvlies in de neusholte en de bijholten. Topische (intranasale) corticosteroïden worden gebruikt met als doel de ontsteking te verminderen om de symptomen van de patiënt te verbeteren.

Study characteristics

We includeerden negen gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s) met in totaal 910 deelnemers in deze review. De studies varieerden in omvang: sommige waren klein, met slechts 20 patiënten, terwijl andere meer dan 200 deelnemers omvatten. In de meeste studies werden volwassen patiënten gerekruteerd, maar één studie omvatte alleen kinderen. In de meerderheid van de studies bij volwassenen waren de deelnemers mannen (72% tot 79%). In alle studies hadden de deelnemers chronische rhinosinusitis met neuspoliepen. De studies vergeleken ofwel verschillende soorten steroïden (drie studies), hoge dosis versus lage dosis steroïden (vijf studies), tweemaal daagse versus eenmaal daagse steroïden, of verschillende toedieningsmethoden (waterige neusspray versus aërosol – één studie). Alle studies hadden een placebogroep.

Kernresultaten en kwaliteit van het bewijs

Verschillende steroïden: fluticasonpropionaat versus beclometasondipropionaat

Twee kleine studies (56 deelnemers, onduidelijk risico op vertekening) evalueerden de ernst van de ziekte en keken naar het primaire bijeffect, epistaxis (bloedneus), maar niet naar andere uitkomsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee steroïden, maar we beoordeelden het bewijs als van zeer lage kwaliteit.

Verschillende steroïden: fluticasonpropionaat versus mometasonfuroaat

Eén studie (100 deelnemers, onduidelijk risico op bias) vond geen verschil in de ernst van de ziekte (nasale symptoomscores). Wij beoordeelden dit bewijs als van zeer lage kwaliteit.

Hoge dosis versus lage dosis steroïden

Wij vonden vijf studies (663 deelnemers, laag of onduidelijk risico op vertekening) die hoge dosis en lage dosis steroïden vergeleken, drie met mometasone furoaat (400 µg versus 200 µg bij volwassenen en oudere kinderen, 200 µg versus 100 µg bij jongere kinderen), en twee met fluticasone propionaat druppels (800 µg versus 400 µg). De effectiviteit (ernst van de ziekte en grootte van de neuspoliepen) was vergelijkbaar tussen de hoog- en laaggedoseerde groepen (bewijs van lage kwaliteit). Hoewel alle studies meer verbetering in poliepscore rapporteerden in de hooggedoseerde groep, is de betekenis hiervan onduidelijk omdat de waargenomen verbeteringen klein waren.

De primaire bijwerking, epistaxis, kwam vaker voor bij gebruik van hogere doses (bewijs van matige kwaliteit).

Verschillende toedieningsmethoden: waterige neusspray versus aerosolspray

We identificeerden slechts één slecht gerapporteerde studie met een hoog risico op bias. Het was onduidelijk hoeveel deelnemers er waren: 91 werden gerekruteerd in drie armen. Er waren ook significante verschillen tussen de deelnemers in de twee groepen toen ze aan de studie begonnen. We konden geen zinvolle conclusies trekken uit deze studie.

Conclusies

We vonden geen bewijs dat het ene type intranasaal steroïd effectiever is dan het andere bij patiënten met chronische rhinosinusitis, noch dat hogere doses beter zijn dan lagere, noch dat de effectiviteit van een spray verschilt van een aerosol. We vonden geen studies die neusdruppels met een spray vergeleken. We vonden wel bewijs van matige kwaliteit voor een verhoogd risico op epistaxis (bloedneus) als bijwerking van de behandeling wanneer hogere doses werden gebruikt.

Meer onderzoek op dit gebied is duidelijk nodig. In de toekomst moeten studies goed worden opgezet: ze moeten chronische rhinosinusitis-specifieke gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven en bijwerkingen als uitkomsten meten, en kijken naar wat er gebeurt met patiënten die intranasale steroïden gebruiken op de langere termijn.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.