De kracht van een naam: The Power Of Naming

Commentaar op Parashat Bereshit, Genesis 1:1 – 6:8

  • God schept de wereld en alles wat zich daarin bevindt in zes dagen en rust op de zevende. (Genesis 1:1-2:3)
  • Adam en Eva worden in de hof van Eden geplaatst, waar zij van de verboden vrucht eten en vervolgens verbannen worden. (Genesis 2:15-3:24)
  • Adam en Eva krijgen twee zonen, Kaïn en Abel. Kaïn doodt zijn broer, Abel. (Genesis 4:1-24)
  • Adam en Eva krijgen nog een kind, Seth genaamd. De Torah somt de tien generaties op van Adam tot Noach. (Genesis 4:25-5:32)
  • God heeft er spijt van dat hij de mens geschapen heeft en besluit alles op aarde te vernietigen, maar Noach vindt genade bij God. (Genesis 6:5-6:8)

Focal Point

Adonai (God) zei: “Het is niet goed voor de mens om alleen te zijn; Ik zal een passende helper voor hem maken.” En Adonai (God) vormde uit de aarde (ha-adamah) al het wilde gedierte en al de vogels van de hemel en bracht ze naar de man om te zien hoe hij ze zou noemen; en hoe de man elk levend wezen ook noemde, dat zou zijn naam zijn. En de man gaf namen aan al het vee en aan de vogels van de hemel en aan al het wild gedierte; maar voor de man werd geen passende helper gevonden. (Genesis 2:18-20)

Uw Gids

Waarom geeft God Adam de bevoegdheid om de dieren namen te geven als het geven van namen voorheen een goddelijke activiteit was?

De tekst stelt dat de dieren naar de man werden gebracht “om te zien hoe hij ze zou noemen.” Vanuit wiens perspectief wordt deze tekst gepresenteerd?

Waarom heeft God niet vanaf het begin een metgezel voor Adam geschapen?

Op de weg…

“Wat is de mens, dat Gij hem indachtig zijt?” (God antwoordde hun: “De mens, die Ik wil scheppen, zal een wijsheid bezitten, die de uwe te boven gaat.” Wat deed God toen? Hij verzamelde al het vee, de dieren en het gevogelte, liet ze voor hun aangezicht voorbijgaan en vroeg hun: “Hoe heten deze?” Zij wisten het niet.

Toen God echter de mens schiep en hem, hen voor zich latende, vroeg hoe deze heetten, antwoordde hij: “Dit moet een os genoemd worden; dat een leeuw; dat een paard; dat een ezel; dat een kameel; en dat een arend,” zoals kan worden afgeleid uit de tekst: “En de man gaf namen aan al het vee.” Toen vroeg God hem: “En u, wat zal uw naam zijn?” Hij antwoordde: “Adam.” God bleef volhouden, “Waarom?” En hij legde uit: “Omdat ik uit de grond geschapen ben.”

De Heilige, gezegend zij God, vroeg hem: “En ik, wat is mijn naam?” Adam antwoordde: “Adonai.” “Waarom?” “Omdat je meester bent over alle geschapen wezens.” Daarom staat er geschreven: “Ik ben Adonai, dat is mijn naam.” (Jesaja 47:8) Het betekent: “Dat is de naam waaronder Adam Mij geroepen heeft; het is de naam die Ik voor Mijzelf heb aangenomen; en het is de naam waarover Ik het met Mijn schepselen eens ben geworden.” (Numeri Rabbah 19:3)

“En gij zult niet meer Abram heten, maar uw naam zal Abraham zijn, want Ik maak u tot vader van een groot aantal volken…” En God zeide tot Abraham: Wat uw vrouw Sarai betreft, gij zult haar niet Sarai noemen, maar haar naam zal Sarah zijn.” (Genesis 17:5,15)

Omdat een aantal vrouwen naamloos zijn, is het ironisch dat naamgeving in Genesis vaak voorkomt als het voorrecht van een moeder. Eva, Sarah, Hagar, Rebekka, Rachel, Leah, de dochter van Shua (Juda’s vrouw), en Tamar zijn allen betrokken bij de naamgeving van hun kinderen. In een aantal gevallen wordt het kind genoemd naar een profetie of een uitspraak van de moeder. (Jane Rachel Litman, “Themes of Genesis” in Lifecycles: Jewish Women on Biblical Themes in Contemporary Life, Volume 2, edited by Debra Orenstein and Jane Rachel Litman, Woodstock, VT: Jewish Lights, 1997)

In adam en adamah is er duidelijk sprake van een woordspeling, een gewoonte die de Bijbel gemeen heeft met andere oude literaturen. Dit moet echter niet worden verward met louter woordspelingen. Namen werden niet alleen beschouwd als etiketten, maar ook als symbolen, magische sleutels, als het ware, tot de aard en het wezen van het gegeven wezen of ding. (Ephraim A. Speiser, Genesis: A New Translation with Introduction and Commentary, Anchor Bible, deel 1, 1964)

In het leven ontdek je dat mensen bij drie namen worden genoemd: Een is de naam die de persoon door zijn vader en moeder wordt genoemd; een is de naam die de mensen hem noemen; en een is de naam die hij voor zichzelf verwerft. De beste naam is de naam die hij voor zichzelf verwerft. (Tanchuma, Vayak’heil 1)

Elk van ons heeft een naam die door God is gegeven en die door onze ouders is gegeven. Ieder van ons heeft een naam gegeven door onze gestalte en onze glimlach en gegeven door wat we dragen./ Ieder van ons heeft een naam gegeven door de bergen en gegeven door onze muren./ Ieder van ons heeft een naam gegeven door de sterren en gegeven door onze buren./ Ieder van ons heeft een naam gegeven door onze zonden en gegeven door ons verlangen./ Ieder van ons heeft een naam die gegeven is door onze vijanden en gegeven door onze liefde. Ieder van ons heeft een naam die gegeven is door onze feesten en gegeven door ons werk. Ieder van ons heeft een naam die gegeven is door de seizoenen en gegeven door onze blindheid. (Zelda, “Ieder mens heeft een naam,” zoals bewerkt door Marcia Falk in The Book of Blessings, New York: Harper Collins, 1996, p. 106 e.v.)

Uw Gids

Op welke manier verklaart de Numbers Rabbah tekst verder de rol van de mens in de wereld als partners geschapen naar het beeld van God?

Verleent de handeling van het geven van een naam leiderschap? Aangezien van sommige bijbelse vrouwen wordt gezegd dat zij hun kinderen namen gaven, maakt die daad hen dan tot leiders? Als dat zo is, hoe kunnen we dan verklaren dat de Bijbel een vrouw afschildert als een “geschikte helper” voor Adam?

Discussieer de uitspraak van de bijbelgeleerde E.A. Speiser met betrekking tot de kracht van namen en woorden in onze bijbelse en rabbinale teksten.

Licht de Tanchuma-tekst of het gedicht van Zelda beter de begrippen namen en naamgeving zoals die in de Toratekst tot uitdrukking komen?

Hoe voegt elke tekst een ander inzicht toe in de manier waarop namen en naamgeving in de bijbelse tekst worden gebruikt?

Commentaar

God heeft de mens het vermogen en de macht gegeven om namen te geven. Zoals God licht scheidt van duisternis en droog land van water, zo bevestigt deze bijbelse tekst dat de mens – geschapen naar het beeld van God – kan proberen orde te scheppen in onze chaotische en dynamische wereld door het proces van benoemen. De macht om te benoemen kan in ons dagelijks leven worden ervaren; bijvoorbeeld, niets trekt de aandacht van een zich misdragend kind effectiever dan een ouder – de schenker van de namen van het kind – die hem bij zijn eerste, middelste en laatste naam noemt.

De rabbijnen waarschuwen ons echter om de macht van onze stem en onze woorden verstandig te gebruiken. We moeten er zeker van zijn dat we de goddelijke gave van het noemen van namen op een morele, gepaste en bedachtzame manier gebruiken. We moeten ook het gevoel afwijzen dat we voorbestemd zijn om alleen te leven met de namen die anderen ons geven, en daar een voorbeeld aan te nemen. Onze traditie leert dat ieder van ons door eigen keuzes en daden zichzelf kan benoemen en hernoemen. Door dit te doen kan ieder van ons eer brengen aan God, aan de gevers van onze namen, en aan onszelf.

Het volgende artikel is overgenomen met toestemming van The Union for Reform Judaism.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.