Het administratieve district Dhaka werd voor het eerst opgericht in 1772. Maar het bestaan van verstedelijkte nederzettingen in het gebied dat nu de stad Dhaka is, dateert uit de 7e eeuw. Het huidige Savar was de hoofdstad van het Sanbagh Koninkrijk gedurende de zevende en achtste eeuw. Het stadsgebied van Dhaka werd geregeerd door het boeddhistische koninkrijk Kamarupa en het Pala Rijk voordat het in de 9e eeuw overging in handen van de hindoeïstische Sena dynastie. Velen geloven dat de naam van de stad werd afgeleid na de oprichting van de tempel van de Godin Dhakeshwari door Ballal Sena in de 12e eeuw. Dhaka en omgeving werden rond die periode aangeduid als Bengalla. De stad zelf bestond uit enkele marktcentra zoals Lakshmi Bazar, Shankhari Bazar, Tanti Bazar, Patuatuli, Kumartuli, Bania Nagar en Goal Nagar. Na de Sena dynastie werd Dhaka achtereenvolgens geregeerd door de Turkse en Afghaanse gouverneurs die afstamden van het sultanaat van Delhi, vóór de komst van de Mughals in 1608.
De ontwikkeling van townships en een aanzienlijke groei van de bevolking kwamen toen de stad werd uitgeroepen tot de hoofdstad van Bengalen onder Mughal heerschappij in 1608. Tijdens de Mughal overheersing waren de gebieden die nu onder het district Dhaka vallen beroemd om hun textielprodukten – vooral het mousseline. Mughal subahdar Islam Khan was de eerste bestuurder van de stad. Khan noemde de stad “Jahangir Nagar” (Stad van Jahangir) ter ere van de Mughal keizer Jahangir, hoewel deze naam spoedig na de dood van Jahangir werd geschrapt. De belangrijkste uitbreiding van de stad vond plaats onder Mughal-generaal Shaista Khan. De stad had toen een omvang van 19 bij 13 kilometer en een bevolking van bijna een miljoen mensen. Na de Slag bij Plassey kwam de stad in 1757 in handen van de Britse Oost-Indische Compagnie en na de Slag bij Buxar in 1765 uiteindelijk in handen van de Kroon, het Britse Rijk. De bevolking van de stad kromp in deze periode drastisch naarmate de bekendheid van Kolkata toenam, maar uiteindelijk volgden een aanzienlijke ontwikkeling en modernisering. In 1874 werd een modern watervoorzieningssysteem ingevoerd en in 1878 werd begonnen met de elektriciteitsvoorziening. In de buurt van de stad werd het kanton Dhaka opgericht, dat als basis diende voor Britse en Indiase soldaten.
Tijdens de mislukte verdeling van Bengalen in 1905 werd Dhaka uitgeroepen tot hoofdstad van de nieuw opgerichte staat Oost-Bengalen en Assam, maar Bengalen werd in 1911 herenigd. De landelijke gebieden onder het huidige Dhaka district, vooral Dohar Upazila werden gebruikt voor de productie van indigo.
Na de verdeling van Bengalen in (1947) werd Dhaka de hoofdstad van Oost-Bengalen als onderdeel van de nieuwe Moslim staat Pakistan, terwijl het westelijke deel van Bengalen met een meerderheid Hindoe bevolking een deel was geworden van het nieuwe en onafhankelijke India, aangeduid als West-Bengalen met Calcutta als hoofdstad van de staat. Calcutta was getuige van geweld tussen de gemeenschappen, waarbij duizenden doden vielen. Een groot deel van de hindoebevolking van de stad vertrok naar India, terwijl de stad honderdduizenden moslimimmigranten uit Calcutta, India, ontving. De bevolking van de stad steeg in zeer korte tijd dramatisch, wat tot ernstige tekorten en infrastructurele problemen leidde. Als centrum van de regionale politiek kende Dhaka een toenemend aantal politieke stakingen en geweldsincidenten. De goedkeuring van het Urdu als enige officiële taal van Pakistan leidde tot protestmarsen met grote menigten. De protesten, die bekend staan als de taalbeweging van 1952, leidden tot beschietingen door de politie waarbij studenten die vreedzaam demonstreerden, werden gedood. Gedurende de jaren ’50 en ’60 bleef Dhaka een broeinest van politieke activiteit, en de roep om autonomie voor de Bengaalse bevolking won geleidelijk aan kracht.
De wervelstorm Bhola van 1970 verwoestte een groot deel van de regio, waarbij naar schatting 500.000 mensen omkwamen. Meer dan de helft van de stad Dhaka kwam onder water te staan en miljoenen mensen werden aan hun lot overgelaten. De woede van het publiek over de etnische discriminatie en de povere hulpverlening van de centrale regering groeide. De Bengaalse politicus Sheikh Mujibur Rahman hield op 7 maart 1971 een nationalistische bijeenkomst op het Race Course Ground. Naar schatting een miljoen mensen woonden de bijeenkomst bij, die leidde tot Ziaur Rahman’s onafhankelijkheidsverklaring van Bangladesh op 26 maart. Als reactie lanceerde het Pakistaanse leger Operatie Zoeklicht, die leidde tot de arrestatie, marteling en moord van honderdduizenden mensen, voornamelijk Hindoes en Bengaalse intellectuelen.
Tijdens de bevrijdingsoorlog van Bangladesh arresteerde en doodde het Pakistaanse leger veertien Muktijoddhas uit Dhamrai Bazar. Een massagraf dat tijdens de oorlog is gemaakt, bestaat nog steeds aan de westkant van Kalampur Bazar. Het Pakistaanse leger brandde ook vele huizen plat in Konakhola, Basta, Brahmankirtha, Goalkhali en Khagail Kholamora dorpen van Keraniganj Upazila.
De val van Dhaka stad door de geallieerde strijdkrachten onder leiding van Jagjit Singh Aurora op 16 december betekende de overgave van het Pakistaanse leger. In de periode na de onafhankelijkheid is de bevolking van de stad snel en massaal gegroeid, waarbij migrerende werknemers uit plattelandsgebieden in heel Bangladesh werden aangetrokken. Een vastgoedhausse volgde op de uitbreiding van de stadsgrenzen en de ontwikkeling van nieuwe nederzettingen zoals Gulshan, Banani en Motijheel.