De laatste Nederlandse koloniale boerderij van Manhattan kijkt al meer dan 200 jaar uit over het bruisende Broadway. Vandaag de dag weerspiegelt het de diverse en energieke bevolkingsgroepen die Inwood hun thuis noemen.
Jan Dyckman stichtte in de jaren 1660 een boerderij in de buurt van het noordelijke puntje van Manhattan. Na de verwoesting tijdens de Revolutionaire Oorlog beplantte William Dyckman, de kleinzoon van Jan, het land opnieuw en bouwde rond 1784 deze boerderij. Het huis is voornamelijk opgetrokken uit veldsteen en houten planken en heeft aflopende dakranden, brede veranda’s en een eenvoudige bakstenen gevel aan de straatkant. Het kleine huis heeft tot 1868 drie generaties van de familie Dyckman gediend. Toen het karakter van de buurt veranderde van landelijk in stedelijk, raakte de oude boerderij in verval.
In 1915 kochten Mary Alice Dyckman Dean en Fannie Fredericka Dyckman Welch, dochters van de laatste Dyckman die in het huis was opgegroeid, het gebouw en werkten samen met hun echtgenoten, curator Bashford Dean en architect Alexander McMillan Welch, om het te restaureren. De zusters wilden niet alleen een familiestuk, maar een hele manier van leven bewaren en tentoonstellen. Ze vulden de kamers met voorwerpen die hun visie op het Nederlandse erfgoed van New York opriepen. In de tuin werd een rookhuis van veldsteen toegevoegd en een houten hut van vakwerk – oorspronkelijk gebouwd in het gebied door Hessische huurlingen tijdens de Revolutionaire Oorlog – werd gereconstrueerd. Toen de restauratie in 1916 voltooid was, werden het huis en het terrein aan de stad New York geschonken als museum over het vroegere Amerikaanse leven. Tegenwoordig wordt het doel van de zusters om het verleden voor toekomstige generaties te bewaren, voortgezet met educatieve programma’s.
Het Dyckman Farmhouse Museum is eigendom van het New York City Department of Parks & Recreation, en wordt beheerd door de Dyckman Farmhouse Museum Alliance, en is lid van de Historic House Trust.