Voor supergeleiders is het energieverschil een gebied van onderdrukte toestandsdichtheid rond de Fermi-energie, waarbij de grootte van het energieverschil veel kleiner is dan de energieschaal van de bandstructuur. De supergeleidende energiekloof is een sleutelaspect in de theoretische beschrijving van supergeleiding en komt dan ook prominent voor in de BCS-theorie. Hier geeft de grootte van de energiekloof de energiewinst aan voor twee elektronen bij de vorming van een kuiperpaar. Als een conventioneel supergeleidend materiaal vanuit zijn metallische toestand (bij hogere temperaturen) wordt afgekoeld tot de supergeleidende toestand, dan is de supergeleidende energiekloof afwezig boven de kritieke temperatuur T c {Displaystyle T_{\rm {c}}
, begint hij zich te openen bij het binnentreden van de supergeleidende toestand bij T c {{\displaystyle T_{\rm {c}}}
, en hij groeit bij verdere afkoeling.De BCS-theorie voorspelt dat de grootte Δ {\displaystyle \Delta }
van de supergeleidende energieopening voor conventionele supergeleiders bij nul temperatuur schalen met hun kritische temperatuur T c {{\displaystyle T_{\rm {c}}}
: Δ ( T = 0 ) = 1,764 k B T c {{\displaystyle \Delta (T=0)=1,764,k_{\rm {B}}T_{\rm {c}}
(met Boltzmann constante k B {\displaystyle k_{\rm {B}}