De nieuwe film “Harriet” laat veel kijkers kennismaken met het moedige leven van Harriet Tubman, die als slavin werd geboren aan de oostkust van Maryland, in 1849 ontsnapte en een onverschrokken conductrice werd op de Underground Railroad. Tijdens de burgeroorlog diende ze het leger van de Unie als spion en verkenner, maar Hollywood ziet een integraal deel van haar identiteit over het hoofd: ze was ook een verpleegster.
“Ze verpleegde onze soldaten in de hospitalen, en wist hoe ze, wanneer ze massaal stierven aan een of andere kwaadaardige ziekte, met sluwe vaardigheid uit wortels en kruiden, die in de buurt van de bron van de ziekte groeiden, de genezende drank kon halen, die de koorts deed verdwijnen en een aantal weer gezond maakte,” schreef Sarah H. Bradford in haar biografie uit 1886, Harriet: De Mozes van haar Volk. Dienend in het Freedmen’s Hospital in Washington, D.C., Tubman gebruikte huismiddeltjes die ze van haar moeder had geleerd. Ze kookte cranesbill en leliewortels om een bitter smakend brouwsel te maken tegen kwaadaardige koorts, pokken en andere besmettelijke ziekten.
“Zij verpleegde onze soldaten in de hospitalen, en wist hoe, wanneer zij in groten getale stierven aan een of andere kwaadaardige ziekte, met listige vaardigheid uit wortels en kruiden, die groeiden in de nabijheid van de bron van de ziekte, de genezende drank te winnen, die de koorts deed bedaren en een aantal weer gezond maakte.”
Sarah H. Bradford in Harriet: The Moses of Her People
In 1862 reisde Tubman naar Beaufort, South Carolina, om verpleegster en lerares te worden voor de vele Gullah mensen die door hun eigenaars in de steek waren gelaten op de Sea Islands van South Carolina. En in 1865 werd ze benoemd tot matrone van een ziekenhuis in Fort Monroe in Virginia, waar ze zieke en gewonde zwarte soldaten verzorgde.
Andere Afro-Amerikaanse vrouwen en mannen dienden ook als verpleegsters tijdens de oorlog, waaronder Sojourner Truth en Susie King Taylor, een ontsnapte slavin die werkte als wasvrouw en verpleegster voor de 33e U.S. Colored Infantry. Afro-Amerikanen verzorgden de zieken en gewonden op het hospitaalschip Red Rover.
Maar Tubman ontving noch loon noch pensioen als verpleegster tijdens de Burgeroorlog.
Er werd pas in 1892 een pensioenwet voor verpleegsters in het leger van de Unie aangenomen – maar daarvoor moesten vrouwen aantonen dat ze als verpleegster waren goedgekeurd door de chirurgijn-generaal, gouverneurs, of militaire officieren. Er werden geen pensioenen toegekend aan de duizenden vrouwen die als kokkin of wasvrouw werkten, hoewel veel van deze vrouwen hetzelfde werk deden als verpleegsters. (Een meer liberale pensioenwet die enkele jaren later werd aangenomen, stond sommige koks en wasvrouwen toe te argumenteren dat hun werk vergelijkbaar was.)
Zelfs de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, William H. Seward, diende namens Tubman een verzoekschrift in bij het Congres voor een pensioen, maar haar zaak werd verworpen. In 1899 werd haar weduwenpensioen, gebaseerd op de dienst van haar echtgenoot in de Burgeroorlog, verhoogd van 8 tot 20 dollar per maand, als vergoeding voor haar persoonlijke diensten aan het land. Dat was de omvang van de erkenning. Ondanks dergelijke tegenslagen, zette Tubman haar droom verder om een liefdadigheidstehuis voor bejaarden op te richten. “Gedurende vele jaren, zelfs lang voor de oorlog, is haar kleine huis het toevluchtsoord geweest voor de opgejaagden en de daklozen, voor wie zij gezorgd heeft,” herinnerde Bradford zich. “Het is altijd een hospitaal geweest, maar ze voelt de nood aan een groot hospitaal, en ze bidt enkel om dit, ‘haar laatste werk’, voltooid te zien voor ze weggaat.” Bradford, die Tubman “mijn heldhaftige vriendin” noemde, bereidde een nieuwe editie van haar boek voor om geld in te zamelen voor het project.
Het Harriet Tubman Home for the Elderly werd in 1908 gebouwd op een terrein naast haar boerderij in Auburn, New York, en Tubman bleef voor haar bewoners zorgen tot haar dood in 1913. Beide zijn nu National Historic Landmarks.
Deze Flashback Friday wordt u aangeboden door het Bjoring Center for Nursing Historical Inquiry, met speciale dank aan Centrumdirecteur Barbra Wall en UVA professor emerita Arlene Keeling.