Introduction
De geschiedenis van de forensische tandheelkunde in het kantoor van de Los Angeles County Coroner’s begon met Dr. Gerald Vale. Hij was meer dan vier decennia lang de belangrijkste forensisch tandheelkundige adviseur van het Los Angeles County Department of Coroner en getuigde in honderden straf- en civiele rechtszaken als forensisch expert-tandarts. Hij was stichtend lid en diplomate emeritus van de American Board of Forensic Odontology.
Dr. Vale studeerde af aan de New York University Dental School, diende in de US Coast Guard als tandheelkundig officier en behaalde nog verschillende andere diploma’s, waaronder een master in de tandheelkunde in orthodontie aan de Ostrow School of Dentistry van de University of Southern California, een rechtendiploma van de Southwestern University en een master in de volksgezondheid aan de University of California, Los Angeles.
Dr. Vale stond aan het hoofd van de ontwikkeling van de protocollen die in dit hoofdstuk worden beschreven en die worden gebruikt door de forensisch tandheelkundige adviseurs die momenteel het kantoor van de lijkschouwer bedienen.
Forensische tandheelkunde draagt bij aan het werk van het kantoor van de lijkschouwer op verschillende gebieden, waaronder identificatie, bijtsporen, mishandeling van mensen (kind, volwassene, oudere), en leeftijdsbepaling.
Identificatie kan worden gevraagd in een verscheidenheid van situaties waarin een overlijden heeft plaatsgevonden, waaronder moord, zelfmoord, ongeval, natuurlijke oorzaken, onbepaalde oorzaak, of massale sterfte. Wanneer stoffelijke overschotten door de lijkschouwer worden ontvangen, is positieve identificatie vereist voor de afgifte van een overlijdensakte, de vrijgave van het lichaam aan de nabestaanden en, in het geval van bekende of vermoede moord, is het nodig om het onderzoek te ondersteunen. Voordelen van tandheelkundige identificatie zijn de snelheid van de resultaten, de nauwkeurigheid, de lage kosten en de wetenschappelijke/juridische acceptatie. Tandheelkundige identificatie kan nodig zijn als het nemen van vingerafdrukken van de overledene niet mogelijk is vanwege de toestand van het stoffelijk overschot (vergevorderde ontbinding), afwezigheid van de vingers, of als de vingerafdrukken bij het zoeken in de databanken met vingerafdrukgegevens geen resultaat opleveren. DNA, de gouden standaard voor identificatie, is ook een optie. Twee belangrijke tekortkomingen van DNA-analyse zijn de lange tijd die het duurt om resultaten te verkrijgen en de hoge kosten. Net als bij vingerafdrukken en DNA-methoden is het verkrijgen van antemorteminformatie voor vergelijking verplicht bij dentale identificatie. Het verkrijgen van tandheelkundige gegevens kan een uitdaging zijn als de nabestaanden niet weten of de overledene een tandheelkundige behandeling heeft ondergaan, wie de overledene mogelijk voor een tandheelkundige behandeling heeft bezocht, of als de behandeling in een ander land heeft plaatsgevonden. Bijkomende obstakels bij de identificatie van gebitsgegevens kunnen zijn: weinig of onvolledige tandheelkundige gegevens, gegevens van slechte kwaliteit (films van slechte kwaliteit, klinische aantekeningen die niet gedetailleerd genoeg zijn of niet leesbaar in het geval van schriftelijke gegevens), het onvermogen om gegevens te lokaliseren, of wanneer een deel van het gebit van de overledene ontbreekt en de ontvangen gegevens dat deel niet bevatten. Wanneer het niet mogelijk is tandheelkundige gegevens te verkrijgen, kan ter vergelijking een goede foto van het gebit van de overledene worden gebruikt.
Forensisch tandheelkundig advies kan door de lijkschouwer worden ingeroepen in gevallen van patroonverwondingen wanneer een bijtincident wordt vermoed. Bijten kan voorkomen bij moord, seksuele mishandeling, andere soorten mishandeling, en bij mishandeling van mensen (kinderen, volwassenen, ouderen). Als een patroonverwonding een vermoedelijke bijtwond is, al dan niet van mensen, wordt een forensisch tandheelkundig consulent gevraagd een advies uit te brengen. Momenteel geven de forensisch consulenten een advies over de vraag of het letsel overeenkomt met een beet van een mens (of dier) en over de bewijskracht ervan. Het aanmerken van een patroonverwonding als een beetwond van een mens heeft waarde omdat deze verwonding voldoende gedefinieerd kan zijn voor verdere analyse, en kan wijzen op menselijk misbruik. In een rechtszaak kan het voor een jury een doeltreffende illustratie vormen van de intensiteit en de bedoeling van een gewelddadige handeling. Er wordt passende documentatie van het letsel verkregen, waaronder digitale foto’s en afgietsels van relevante gegevens. Deze informatie wordt bewaard voor het geval dat deze materialen door een externe instantie of consultant worden opgevraagd voor analyse en vergelijking op een toekomstig tijdstip.
Ook leeftijdsbepaling is een gebied waarop de forensisch tandheelkundig adviseur een bijdrage kan leveren. Leeftijdsbepaling kan worden gevraagd wanneer er geen vermoedelijke identificatie van een overledene is om de groep van mogelijke slachtoffers op basis van leeftijd te verkleinen. De beschikbare technieken zijn specifiek voor bepaalde bevolkingsgroepen en geven een leeftijdsbereik in plaats van een exacte leeftijd en zijn het nuttigst in gevallen tot ongeveer 24 jaar. De nauwkeurigheid van de beoordeling varieert naar gelang van de leeftijdscategorie, waarbij adolescenten het nauwkeurigst zijn. Beoordeling van adolescente overledenen (leeftijd 12-24 ongeveer) maakt gebruik van de ontwikkeling van de derde kies. De nauwkeurigheid neemt toe wanneer het geslacht en/of het ras van de overledene bekend zijn. De nauwkeurigheid voor kinderen (in utero tot ongeveer 12 jaar) is iets minder en is gebaseerd op de ontwikkeling van de tanden, niet op het doorkomen van de kiezen. De leeftijdsbepaling is het minst nauwkeurig bij volwassenen. Invloeden die het volwassen gebit kunnen beïnvloeden kunnen sterk variëren tussen populaties en individuen. Jongere volwassenen kunnen onder extreme omstandigheden een vergevorderde slijtage en afbraak van het gebit vertonen en veel oudere individuen kunnen weinig tekenen van slijtage of andere significante indicatoren vertonen die op een gevorderde leeftijd zouden kunnen wijzen.
Wanneer bij de doodsoorzaak een recente tandheelkundige behandeling betrokken is, wordt de odontoloog geraadpleegd. In deze gevallen worden het autopsieverslag, de tandartsdossiers, ziekenhuis- en ambulancedossiers en alle andere door de odontoloog gevraagde informatie bekeken. Het doel van dit grondige onderzoek is te kijken naar alle tandheelkundige behandelingen, medicijnen en post-tandheelkundige zorg die mogelijk verband houden met de doodsoorzaak.