Bij het verwerken van zinnen over waarneembare scènes en uitvoerbare handelingen, activeren taalbegeleiders perceptuele en motorische systemen om mentale simulaties van die gebeurtenissen uit te voeren. Maar er is weinig bekend over welke linguïstische elementen precies modaliteits-specifieke systemen activeren tijdens taalverwerking. Hoewel bekend is dat inhoudswoorden, zoals zelfstandige naamwoorden en werkwoorden, de inhoud van een mentale simulatie beïnvloeden, is de rol van grammatica minder goed begrepen. Wij onderzoeken de rol van grammaticale markers in mentale simulatie door middel van twee experimenten waarin we de betekenissen van zinnen manipuleren door het grammaticale aspect dat ze gebruiken te wijzigen. Met behulp van de Action-sentence Compatibility Effect (ACE) methodologie tonen we aan dat progressieve zinnen over handbewegingen handmatige actie in dezelfde richting vergemakkelijken, terwijl perfecte zinnen die in alle opzichten identiek zijn behalve hun aspect dat niet doen. De bredere implicatie van deze bevinding voor taalverwerking is dat terwijl inhoudswoorden begrijpers vertellen wat ze mentaal moeten simuleren en welke hersengebieden ze moeten gebruiken bij het uitvoeren van deze simulaties, grammaticale constructies zoals aspect moduleren hoe deze simulaties worden uitgevoerd.