Haagsche Conventie, een van de internationale verdragen die zijn voortgekomen uit internationale conferenties die in 1899 en 1907 in Den Haag in Nederland zijn gehouden.
De eerste conferentie werd bijeengeroepen op uitnodiging van graaf Michail Nikolajevitsj Muravyov, de minister van Buitenlandse Zaken van tsaar Nicolaas II van Rusland. In zijn circulaire van 11 januari 1899 stelde graaf Muravyov specifieke onderwerpen ter overweging voor: (1) een beperking van de uitbreiding van de strijdkrachten en een vermindering van de inzet van nieuwe bewapening, (2) de toepassing van de beginselen van de Conventie van Genève van 1864 op oorlogvoering ter zee, en (3) een herziening van de niet geratificeerde Verklaring van Brussel van 1874 betreffende de wetten en gebruiken van oorlogvoering te land. De conferentie kwam bijeen van 18 mei tot 29 juli 1899; 26 landen waren vertegenwoordigd. Slechts twee Amerikaanse landen namen deel, de Verenigde Staten en Mexico.
Hoewel de conferentie van 1899 haar hoofddoel, de beperking van de bewapening, niet bereikte, nam zij wel verdragen aan waarin de voorwaarden voor een staat van oorlogvoering en andere gebruiken met betrekking tot oorlog te land en ter zee werden omschreven. Voorts werden drie verklaringen aanvaard: een verbod op het gebruik van verstikkende gassen, een verbod op het gebruik van expanderende kogels (dumdums) en een verbod op het afvuren van projectielen of explosieven uit ballonnen. De laatste en belangrijkste stap was de goedkeuring van de Conventie voor de Vreedzame Beslechting van Internationale Geschillen, waarbij het Permanente Hof van Arbitrage werd opgericht.
De conferentie van 1907, die eerst was voorgesteld door de Amerikaanse president Theodore Roosevelt, werd officieel bijeengeroepen door Nicolaas II. Deze conferentie werd gehouden van 15 juni tot 18 oktober 1907, en werd bijgewoond door de vertegenwoordigers van 44 staten. Ook hier werd het voorstel tot beperking van de bewapening niet aanvaard. De conferentie nam echter wel verscheidene verdragen aan met betrekking tot zaken als het gebruik van geweld voor de invordering van contractuele schulden; de rechten en plichten van neutrale mogendheden en personen in oorlog te land en ter zee; het leggen van automatische onderzeese contactmijnen; de status van vijandelijke koopvaardijschepen; bombardementen door zeestrijdkrachten in oorlogstijd; en de oprichting van een internationaal prijzengerechtshof. De conferentie van 1907 hernieuwde de verklaring over het verbod op het afvuren van projectielen uit ballonnen, maar bevestigde niet de verklaringen over het verbod op verstikkend gas en expanderende kogels. De slotakte van de conferentie bestond uit de unanieme aanvaarding door de afgevaardigden van het beginsel van verplichte arbitrage en de formulering van een aantal voeux (resoluties), waarvan de eerste de aanbeveling was om binnen acht jaar een nieuwe conferentie bijeen te roepen, waarmee het concept werd vastgelegd dat de beste manier om internationale problemen te behandelen een reeks opeenvolgende conferenties was.
Hoewel de voor 1915 geplande conferentie niet doorging vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, was het idee van de conferentie sterk van invloed op de oprichting van de meer georganiseerde Volkenbond na de oorlog.