Tribalisme, opgevat als “groepsgevoel” of “groepsverbondenheid”, is geworteld in de menselijke psychologie. Iedereen, overal, heeft stammeninstincten en de behoefte om erbij te horen. Maar deze instincten werken niet bij iedereen op dezelfde manier. Als mensen het hebben over tribalisme of “wij tegen zij”, denken ze vaak in binaire termen – er zijn twee groepen, twee stammen. Maar in onze meest recente studie (“Verborgen Stammen”), ontdekten we dat Amerikanen in feite kunnen worden gesorteerd in zeven verschillende segmenten die zich onderscheiden in hun waarden, moraal en wereldbeeld.
Er zijn drie segmenten die de rechter en linker “vleugelsegmenten” vormen (33 procent van de Amerikaanse bevolking); zij zijn zeer ideologisch en politiek actief. Elk van de extremen houdt het spiegelbeeld van de ander: Elk ziet “de andere kant” als irrationeel, geagiteerd, dogmatisch en boos. Voor hen is het tribale gedrag geïntensiveerd. Hoewel zij nog niet eens de helft van de bevolking uitmaken, is hun dynamiek gevaarlijk omdat zij een onevenredig grote invloed uitoefenen in de politiek en het publieke debat.
De andere vier stammen, die wij de “Uitgeputte Meerderheid” hebben genoemd, vertonen minder dramatisch stamgedrag.
Larry Rosen: In The Federalist Papers, betoogde James Madison dat facties elkaar in evenwicht zouden houden. Dat was, misschien, zowel naïef als hoopvol. Maar dit is zeker niet de eerste keer in de Amerikaanse geschiedenis dat identiteitsgroepen zich hebben gevormd en hervormd rond politieke agenda’s, en niet de eerste keer dat zij verschillen hebben geïntensiveerd.
Het grootste probleem met het benoemen van dit fenomeen als “tribaal” is dat de term schadelijke veronderstellingen in zich draagt. Want wanneer wetenschappers als E.O. Wilson, commentatoren als David Brooks, en rechtsgeleerden als Amy Chua beweren dat Amerikanen een “stammeninstinct” hebben dat mensen tegen elkaar opzet, loopt men het risico dat dit een self-fulfilling prophecy wordt, nog afgezien van het effect ervan dat echte stammen worden gedemoniseerd. Dus ja, er zijn identiteitsgroepen die schadelijk zijn en altijd zijn geweest, en ja, er zijn aspecten die op dit moment worden aangewakkerd en die specifiek zijn voor deze tijd. Maar hoe meer commentatoren dit concept ten onrechte grondvesten op twijfelachtige psychologische tests en analogieën met prehominide wezens, hoe meer zij bijdragen tot een verkeerd begrip van de historische en sociale implicaties van het gevoel van groepsidentiteit van de mens.
Hebben tribale identiteiten de neiging te ontstaan als reactie op een plotselinge instroom van cultureel verschillende immigranten? Waarom en hoe?
Juan-Torres: Het lijkt erop te wijzen dat een toevloed van immigranten niet altijd zal leiden tot een tegenreactie. Tempo, volume en cultuur doen ertoe. In onze datasets correleerden hoge percepties van dreiging en van de wereld die gevaarlijker wordt, met steun voor een strikt immigratiebeleid (bijvoorbeeld voor het bouwen van een grensmuur). Onder een bepaalde drempel lijkt een toestroom van immigranten een bepaalde opvatting over de in-group niet te versterken. Het is wanneer immigratie wordt gezien als een uitdaging voor de “normatieve orde” dat de behoefte om zich terug te trekken in een engere definitie van dat “wij” zich lijkt te ontwikkelen.