Eén van de meest gebruikte tests voor de beoordeling van aanvallen is het EEG. Bij deze techniek worden elektroden op de hoofdhuid geplaatst om de elektrische activiteit in de hersenen in de tijd te meten. Een typische poliklinische opname duurt 20 tot 40 minuten, maar het is mogelijk om opnames te doen van dagen tot weken wanneer dat nodig is, hetzij in het ziekenhuis of als poliklinische patiënt.
Neurologen die zijn opgeleid in het lezen van EEG’s kennen de normale patronen van hersengolven die zich voordoen tijdens slaap en waakzaamheid. Variaties in deze patronen kunnen wijzen op een gebied dat beschadigd is (mogelijk als bron van aanvallen). Het EEG kan ook “pieken” of “scherpe golven” vertonen – bepaalde golven die wijzen op een risico op aanvallen. Omdat deze willekeurig optreden, kunnen ze al dan niet worden gezien op een enkele korte opname.
Slapen tijdens een EEG maakt een meer volledige evaluatie van de hersenactiviteit mogelijk. Het verhoogt ook de kans dat een afwijking wordt gezien, indien aanwezig. Daarom zouden patiënten die verdacht worden van epilepsie een EEG moeten hebben dat de slaap omvat, vooral als een waakopname normaal was. Vaak wordt dit gedaan door patiënten naar het laboratorium te laten komen met slaaptekort (zij hebben de nacht ervoor slechts een paar uur geslapen). Als alternatief kan een langere opname worden verkregen door ’s nachts een apparaat te dragen of door een verblijf in een gespecialiseerde eenheid in een ziekenhuis.