Volgens Live Science zijn kangoeroes buideldieren, wat betekent dat ze jongen baren die nog niet volledig ontwikkeld zijn. Een pasgeboren jong is vaak nauwelijks groter dan een rijstkorrel. Het jong blijft groeien in de buidel van de moeder, waar het gevoed wordt met melk en waar het 120 tot 400 dagen wordt beschut, warm gehouden en beschermd. Een kangoeroe wordt 3 tot 8 voet hoog. Kangeroes reizen samen in een “meute” van 10 tot meer dan 100 kangeroes. Als er meer dan één mannetje in een kudde zit, strijden ze om de dominantie door te boksen. Kangoeroes komen oorspronkelijk uit Australië, maar ze kunnen zich aanpassen aan andere klimaten.
De naam kangoeroe heeft een interessant verhaal. Toen de eerste ontdekkingsreizigers uit Europa in Australië aankwamen, vroegen zij de inheemse Aboriginals naar de naam van het dier. De inboorlingen begrepen hun vraag niet, dus zeiden ze “Kangoeroe,” wat betekent “Ik begrijp het niet,” en de naam bleef hangen omdat de ontdekkingsreizigers geloofden dat het zijn naam was. Het woord kangoeroe werd voor het eerst gebruikt in 1770 in het dagboek van Sir Joseph Banks. Banks was een Engelse botanicus, die graag planten van over de hele wereld verzamelde.
Er zijn meer dan 40 soorten kangoeroe’s in de wereld. De grootste kangoeroe is de rode kangoeroe, terwijl de kleinere wallaby’s worden genoemd. De rode kangoeroe is groter dan de gemiddelde man.