Hoe wordt HIV overgedragen?
HIV is een virus dat van de ene persoon op de andere kan worden overgedragen via specifieke en welbekende transmissieroutes. Daarom spreken wij van transmissie en niet van besmetting, aangezien dit laatste woord niet alleen stigmatiserend werkt, maar ook betrekking heeft op infecties die langs om het even welke weg op derden kunnen worden overgedragen, ook die welke bij normaal samenwonen voorkomen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij griep, waarbij het delen van bestek voldoende kan zijn om het virus van de ene persoon op de andere over te brengen. Dat is niet het geval met HIV.
Om HIV van de ene persoon op de andere te kunnen overdragen, moet het eerst aanwezig zijn, d.w.z. een persoon moet besmet zijn, want het virus komt niet uit het niets. Ten tweede moet er een lichaamsvloeistof zijn waarin de concentratie zeer hoog is, wil het de infectie kunnen overbrengen. En dan moet er een ingangspunt zijn waar het virus de bloedbaan van de ander kan binnendringen.
HIV en lichaamsvloeistoffen
Om te beginnen moet men bedenken dat HIV alleen kan worden overgedragen als het in grote hoeveelheden aanwezig is. In het lichaam zijn de vloeistoffen waarin het virus in voldoende concentraties aanwezig is om overdraagbaar te zijn:
- Seksuele vloeistoffen (sperma en vaginaal vocht).
- Het slijm dat de slijmvliezen van de vagina en de anus bevochtigt.
- Bloed.
Moedermelk: Borstvoeding vormt een risico op HIV-overdracht van een vrouw op haar kind, vooral omdat het maagslijmvlies nog niet erg volgroeid is en geen goede bescherming biedt.
Speeksel, sputum, urine en feces zijn NIET in staat om HIV over te dragen.
Een andere lichaamsvloeistof die vaak omstreden is wat betreft zijn vermogen tot overdracht, is preseminaal vocht. Er is een kleine hoeveelheid HIV in pre-seminale vloeistof, hoewel minder dan in sperma. Zoals gezegd moet het virus in grote hoeveelheden aanwezig zijn om te kunnen worden overgedragen; daarom zal de lagere concentratie in combinatie met de kleinere hoeveelheid preseminaal vocht dan sperma (hoewel dit van man tot man sterk varieert) het risico waarschijnlijk verlagen, hoewel niet mag worden vergeten dat preseminaal vocht soms vergezeld kan gaan van sperma, zodat het risico groter is.
Pad van overdracht
Het virus kan via 3 transmissieroutes op een andere persoon worden overgedragen:
- Seksuele route: Binnen de seksuele route kan het voorkomen wanneer penetratie (vaginaal, oraal of anaal) plaatsvindt zonder bescherming, d.w.z. zonder gebruik van een condoom. Het is belangrijk te onthouden dat één enkele blootstelling aan het virus al voldoende kan zijn om het op te lopen of over te dragen op een andere persoon.
Van oudsher is de aanbevolen preventiemethode voor deze transmissieroute het gebruik van condooms – zowel penis- als vaginaal – waardoor het risico van seksuele overdracht van hiv en bepaalde soa’s sterk wordt verminderd. Het is nu echter bekend dat mensen die door behandeling een ondetecteerbare viral load hebben, weinig of geen risico lopen om hiv tijdens seks over te dragen.
Voor meer informatie over de seksuele overdracht van hiv, zie onze gids: Seksuele overdracht van hiv: Een gids voor het begrijpen van hiv-testen en risico’s in seksuele praktijken.
- Door bloed overgedragen: Overdracht via bloed kan plaatsvinden via elke route die rechtstreeks naar de bloedbaan leidt. Bijvoorbeeld bij het delen van spuiten, scherpe of bloedhoudende apparatuur voor persoonlijk gebruik (scheergerei, tandenborstels, enz.) of door piercings of tatoeages te laten zetten met apparatuur die niet van tevoren is gesteriliseerd. Om bloedoverdracht te voorkomen, is het belangrijk geen spuiten of persoonlijke gebruiksvoorwerpen te delen die scherp zijn of sporen van bloed kunnen bevatten.
- Verticale route: overdracht van het virus van moeder op kind (ook bekend als verticale transmissie) kan plaatsvinden tijdens de zwangerschap, bij de geboorte of via borstvoeding. Wat de overdracht van moeder op kind betreft, zijn het volgen van een antiretrovirale therapie tijdens de zwangerschap – altijd voorgeschreven en gecontroleerd door een arts – en het zoveel mogelijk vermijden van het geven van moedermelk aan de baby – met gebruikmaking van formules (flessen) die geen borstvoeding geven – de meest geschikte strategieën om het risico te verminderen.
In tegenstelling tot sommige populaire overtuigingen, die het gevolg zijn van onwetendheid, wordt hiv niet overgedragen door samenwonen, zoals het delen van een bed, voedsel of het gebruik van hetzelfde toilet. De ziekte wordt ook niet overgedragen door een besmette persoon te omhelzen, te kussen of de hand te schudden, of door de beet van een muskiet. In Spanje worden alle bloed-, plasma- en orgaandonaties gescreend, zodat het risico van HIV-besmetting via deze producten praktisch nihil is.
Bovendien concluderen studies tot nu toe dat een persoon met HIV die antiretrovirale behandeling ondergaat en een duurzaam ondetecteerbare viral load heeft, het virus niet via zijn vloeistoffen op een andere persoon kan overdragen.
Wilt u meer weten?
- U kunt HIV-overdracht lezen in de rubriek Take Care
- ‘Overdracht versus overdracht’ in LO+POSITIEF 21 (2002)
- ‘HIV-overdracht’ (InfoHIVtal 103)
- ‘HIV-overdracht’ (InfoHIVtal 64)
- ‘Feiten over HIV-overdracht’ (InfoHIVtal 76)
feiten over HIV-overdracht