Een ander subtiel maar cruciaal verschil kan worden gezien in de communicatie. De mensapen chimpansees, bonobo’s, gorilla’s en orang-oetans communiceren bijna uitsluitend om anderen te laten doen wat zij willen. Menselijke zuigelingen maken bovendien gebaren en praten om informatie te delen met anderen die zij behulpzaam willen zijn. Zij delen ook vrijelijk hun emoties en attitudes, zoals wanneer een zuigeling naar een passerende vogel wijst voor zijn moeder en gilt van vreugde. Dit ongevraagd delen van informatie en attitudes kan worden gezien als een voorloper van het roddelen door volwassenen, dat ervoor zorgt dat de leden van een groep hun kennis kunnen bundelen en weten wie zich al dan niet coöperatief gedraagt. Het vrijelijk delen van informatie schept ook de mogelijkheid van een pedagogie waarin volwassenen informatie doorgeven door te vertellen en te tonen, en kinderen deze informatie vertrouwen en met vertrouwen gebruiken. Onze naaste verwanten, de primaten, onderwijzen en leren niet op deze wijze.
Ten slotte steken menselijke zuigelingen, maar geen chimpansees, hun hoofden bij elkaar in pretentie. Deze schijnbaar nutteloze spelactiviteit is in feite een eerste babystap in de richting van de schepping van uitgesproken menselijke sociale instellingen. In sociale instellingen kennen de deelnemers iemand of iets speciale bevoegdheden en verplichtingen toe; zij creëren rollen als president, leraar of echtgenote. Presidenten en leraren en echtgenotes hebben speciale bevoegdheden en verplichtingen omdat, en alleen omdat, wij allen geloven en handelen alsof zij deze rollen vervullen en deze bevoegdheden hebben. Twee jonge kinderen die samen doen alsof een stok een paard is, hebben zo hun eerste stap gezet, niet alleen op weg naar Oz, maar ook naar het bewonen van de menselijke institutionele werkelijkheid.
Menselijke wezens zijn geëvolueerd om complexe activiteiten te coördineren, om te roddelen en om samen te spelen. Het is omdat zij aangepast zijn aan dergelijke culturele activiteiten en niet vanwege hun slimheid als individuen, dat de mens in staat is om zoveel uitzonderlijk complexe en indrukwekkende dingen te doen.
Natuurlijk zijn mensen geen samenwerkende engelen; ook zij steken de koppen bij elkaar om allerlei gruwelijke daden te verrichten. Maar zulke daden worden gewoonlijk niet begaan met degenen binnen “de groep”. Recente evolutionaire modellen hebben aangetoond wat politici al lang weten: de beste manier om mensen te laten samenwerken en als een groep te laten denken is een vijand te identificeren en aan te klagen dat “zij” “ons” bedreigen. Het opmerkelijke menselijke vermogen tot samenwerking lijkt dus voornamelijk te zijn geëvolueerd voor interacties binnen de groep. Deze groepsgeest is een belangrijke oorzaak van strijd en lijden in de wereld van vandaag. De oplossing is gemakkelijker gezegd dan gedaan en bestaat in het vinden van nieuwe manieren om de groep te definiëren.