Cupionich werd door Mariano Bolizza in 1614 genoemd als deel van de Sanjak van Scutari. Het was rooms-katholiek, had 60 huizen en 130 bewapende mannen onder bevel van Pecha Campersa.
Koplik zou ergens in de 14e eeuw zijn gesticht door tsaar Stephan Dushan van Servië.
Koplik heeft, als grensstad, een lange geschiedenis van oorlogsvoering. Het historische belang van Koplik is voor een groot deel te danken aan de Malissori stamleden. Hun felle onafhankelijke aard zorgde ervoor dat Koplik gedurende een groot deel van haar geschiedenis vaak verwikkeld was in oorlogen tegen de Ottomanen en de Serviërs. In de stad zelf bevindt zich een monument ter herdenking van de Slag bij Koplik, ook bekend als de Slag bij Deçiq, omdat deze zowel in Koplik als in Tuzi werd uitgevochten. De slag was het gevolg van een opstand van Malsori-stamleden onder leiding van Ded Gjo Luli van de Traboin-Hoti-stam tegen het Ottomaanse keizerlijke gezag. De slag was een kostbare overwinning voor de Malsori stamleden. Na de eerste wereldoorlog en de verdeling van Malsia e Madhe in twee delen, werd het gebied rond Tuzi aan het Koninkrijk Montenegro gegeven, terwijl het gebied rond Koplik Albanees bleef en Koplik de regionale hoofdstad van Malsia e Madhe werd. Tijdens de Ottomaanse bezetting bekeerden veel inwoners van de stad zich tot de islam, hoewel de plattelandsbevolking in Malësia e Madhe overwegend katholiek bleef. Het communistische regime legde de mobiliteit zware beperkingen op, maar na de val van het communisme in 1991 kende Koplik een grote toestroom van nieuwe kolonisten van het platteland.
In 1984 werd Koplik tot stad verheven, en na de eerste democratische verkiezingen op 26 juli 1992 kreeg het de status van gemeente.