Mentale toestanden omvatten ook houdingen ten opzichte van proposities, waarvan er ten minste twee zijn: een actieve en een niet-factieve, die beide de mentale toestand van kennisneming impliceren. Bekend zijn met een stelling is de betekenis ervan begrijpen en in staat zijn haar te aanvaarden. De stelling kan waar of onwaar zijn, en kennisname vereist geen specifieke houding ten opzichte van die waarheid of onwaarheid. Feitelijke houdingen omvatten die mentale toestanden die aan de waarheid van de propositie verbonden zijn – d.w.z. de propositie impliceert waarheid. Enkele factieve mentale toestanden zijn “dat waarnemen”, “zich dat herinneren”, “dat betreuren”, en (meer controversieel) “dat weten”. Niet-fictieve houdingen impliceren niet de waarheid van de proposities waaraan ze gekoppeld zijn. Dat wil zeggen, men kan in een van deze mentale toestanden verkeren en de propositie kan onwaar zijn. Een voorbeeld van een niet-factieve houding is geloven – mensen kunnen een onware propositie geloven en mensen kunnen een ware propositie geloven. Aangezien beide mogelijk zijn, impliceren dergelijke mentale toestanden geen waarheid, en zijn ze dus niet factief. Geloven impliceert echter wel een houding van instemming met de veronderstelde waarheid van de propositie (of die nu zo is of niet), waardoor het en andere niet-factoriĆ«le attitudes verschillen van loutere kennisneming.