De afmetingen van de resterende edentate alveol na tandextractie zijn van cruciaal belang voor de implantaatpositie en daarom is het behoud van de alveolaire rand na extractie een cruciale factor bij het bepalen van het restauratieve resultaat van implantaatplaatsing. De normale genezingsreactie van een alveolaire kom na extractie is resorptief. (1) Hoewel onvoorspelbaar, is het grootste verlies van de alveolaire kam na extractie meestal horizontaal van dimensie langs het buccale aspect van de kam. (2) Een veel geciteerde studie suggereert dat 50% van het horizontale kamverlies kan optreden na tandextractie met een gemiddelde tot 6,1 mm (figuur 1). Tweederde van dit verlies van botvolume trad op binnen de eerste drie maanden. (3) Verlies van verticale kamhoogte kan ook optreden en vindt gewoonlijk plaats langs het buccale aspect van de kam in mindere mate dan horizontaal kamverlies. (4) Overeenkomstige reducties in verticale kamhoogte, variërend van 2,5 mm tot 4,5 mm, zijn waargenomen. (5) De combinatie van dit resorptiepatroon resulteert in een rand die in palatale/linguale richting is opgeschoven en is geatrofieerd.
ADDITIONAL READING |Interdisciplinary management of a complex maxillary implant restoration
De veranderingen in het alveolaire bot resulteren vaak in esthetische compromissen in het gebied waar tanden en kiezen verloren zijn gegaan en kunnen een ideale implantaatplaatsing onmogelijk maken (afbeeldingen 2 en 2a). Deze situatie wordt nog verergerd wanneer de alveolus waarin de tand vóór extractie zat, door parodontitis botwanden of hoogte heeft verloren. Naast het verlies van hard weefsel na tandextractie kan ook verlies van zacht weefsel na extractie optreden en resulteren in een niet-ideale restauratie. Omliggende zachte weefsels en interdentale papillen zijn bijna onmogelijk chirurgisch te herstellen nadat ze na het trekken van tanden en kiezen verloren zijn gegaan. (6)
Omwille van dit alveolaire resorptiepatroon na extractie, is de komst van grafting van de extractieholte een oplossing geworden die probeert de hoeveelheid verlies van hard- en zacht-weefsel te beperken. Veel onderzoeken hebben gekeken naar de resultaten van de kamdimensie na tandextractie na het gebruik van een intrasocket graft met ofwel een resorbeerbaar ofwel een niet-resorbeerbaar membraan, in vergelijking met extractie alleen zonder grafting. Sockets die behouden waren met een transplantaat en membraan, verloren gemiddeld 2,6 mm minder kambreedte en 1,2 mm minder kamhoogte in vergelijking met sockets die niet geënt waren. Op maxillaire plaatsen ging meer verloren dan op mandibulaire plaatsen, en de meeste nokresorptie trad op aan het buccale aspect van de nok. (7)
Moet, met dat in gedachten, iedere extractieholte worden geënt? Het antwoord is nee. Het typische aangepaste protocol dat ik gebruik is gebaseerd op A Simplified Socket Classification and Repair Technique. (8)
Classificatie wanneer de bestaande tand nog aanwezig is:
Type 1 koker-buccale plaat aanwezig; zacht weefsel aanwezig
Type 2 koker-buccale plaat ontbreekt; zacht weefsel aanwezig
Type 3 koker-buccale plaat ontbreekt; zacht weefsel ontbreekt
Protocol: Dit protocol is gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke suggesties en houdt rekening met de geografische locatie van de tand, zij het anterieur of posterieur, alsmede met het biotype (dik vs. dun).
Type 1a. (Dik biotype, posterieure tand, en buccale plaat is aanwezig): GEEN GRAFT
Type 1b. (Dik biotype, anterieure tand, en buccale plaat aanwezig): Collageen verband
Type 1c. (Dik biotype, anterieur of posterieur, en buccale plaat aanwezig): Bottransplantaat
Type 2 socket-bottransplantaat +/- membraan
Type 3 socket-bottransplantaat + membraan + biologisch middel (indien het weefsel minder dan 2 mm keratine bevat, een transplantaat van zacht weefsel toevoegen) (Figuren 3, 3a, 3b)
ALSO DOOR DR. SCOTT FROUM …
Restauratie van een beschadigd tandheelkundig implantaat als gevolg van verwijdering van een gebroken schroef: denken buiten de doos
Diagnostiek tussen noodlijdende en falende implantaten: De haast om te redden implantaten te verwijderen
1. Devlin H, Ferguson MJ. Alveolaire nokresorptie en mandibulaire atrofie. A review of the role of local and systemic factors. British Dental Journal 1991;170:101-104.
2. Lekovic V, Kenney EB, Weinlaender M, et al. A bone regenerative approach to alveolar ridge maintenence following tooth extraction. Verslag van 10 gevallen. J Perio 1997;68:563-570.
3. Schropp L, Wenzel A, Kostopoulos L, Karring T. Bone healing and soft tissue contour changes following single tooth extraction: Een klinische en radiografische prospectieve studie van 12 maanden. IJPRD 2003; 23:313-323.
4 Lekovic V, Camargo PM, Klokkevold PR, et al. Preservation of alveolar bone in extraction sockets using bioabsorbable membranes. J Perio 1998;69:1044-1049.
5. Lam RV. Contourveranderingen van de alveolaire uitsteeksels na extractie. J Pros Dent 1960;10:25-32.
6. Park KB. Current soft tissue management in implant dentistry. IJPRD 1998;21:211-219.
7. Zubillaga G, Von Hagen S, Simon BI, Deasy MJ. Changes in alveolar bone height and width following post-extraction ridge augmentation using a fixed bioabsorbable membrane and demineralized freeze-dried bone osteoinductive graft. J Perio 2003;74:965-975.
8. Elian, et al.
Scott Froum, DDS, is parodontoloog en mede-redacteur van de e-nieuwsbrief Surgical-Restorative Resource, en is auteur van bijdragen voor DentistryIQ en Dental Economics. Hij is universitair hoofddocent aan de New York University Dental School in de afdeling parodontologie en implantologie. Dr. Froum heeft een privépraktijk in New York City. Neem contact met hem op via zijn website op www.drscottfroum.com.