Ik ben het eens met /u/JohannReddit over het merendeel van de berichten die online worden geschreven.
Wat het beroep zelf betreft, breng je echter wel legitieme zorgen naar voren waarmee onze loopbaan in veel demografische groepen en praktijkomgevingen te maken heeft. Ik zal eerst proberen je bezorgdheid over geldigheid weg te nemen. De hedendaagse gezondheidszorg is, tenminste de laatste 15+ jaar of zo, bezig geweest met een zware push om gezondheidszorg te leveren die binnen het Evidence Based Practice (EBP) model valt. En terecht. Dit maakt ethische praktijken mogelijk – het leveren van diensten die verantwoording verschuldigd zijn aan verdedigd en bewezen onderzoek dat het beste voordeel oplevert voor onze cliënten. Om nog maar te zwijgen van de gestandaardiseerde terugbetalingsprocedures die vaak in ziekenhuisomgevingen dicteren welke diensten we wel en niet kunnen verlenen.
Hoewel, ons beroep (zoals het in zijn naam wordt geïllustreerd) handelt over beroepen. Wat is een beroep? Om het eenvoudig te houden, volgt hier de definitie van de AOTA:
In de eenvoudigste bewoordingen helpen ergotherapeuten en ergotherapeutische assistenten mensen over de gehele levensloop om deel te nemen aan de dingen die zij willen en moeten doen door het therapeutisch gebruik van alledaagse activiteiten (beroepen) – Zie meer op: http://www.aota.org/about-occupational-therapy.aspx#sthash.ksiYCbJU.dpuf
Door het verleden van ons beroep heen is deze definitie echter een stuk lastiger. Vanaf de jaren 1920 bij de oprichting van de AOTA waren wij een beroepsgroep die voortkwam uit de idealen van het Amerikaanse Pragmatisme (John Dewey, Jane Addams), de Arts and Crafts en de moral treatment movements, en een mengeling van protestantse (denk aan idle hands) en Quaker-idealen van menselijkheid en actie. Occupation was (en is volgens mij nog steeds) een zeer losse term die werd gedefinieerd binnen het lexicon van de cultuur (USC’s OS stichtingsartikelen) zoals die tot uiting kwam in de individuele handelingen van het dagelijks leven. In het begin sloten we ons aan bij de psychologie en het maatschappelijk werk.
Maar toen begon de positivistische wetenschap zijn intrede te doen in onze samenleving. Geestesziekten werden gezien als het resultaat van hersenletsels, en er ontstond een algemene drang om het lichaam en zijn kwalen binnen een mechanistisch paradigma te begrijpen. De Arts and Crafts en morele behandelingsbewegingen verloren financiële steun en we moesten elders op zoek naar houvast. We vonden de AMA en de American Hospital Association om te helpen met onze accreditatie en professionele ‘autonomie’. Tegelijkertijd betekende WO I en WO II dat veel soldaten uit de oorlog terugkwamen met handicaps die revalidatie nodig hadden en OT was er om aan de vraag van aanbieders te voldoen.
Daarmee begon de revalidatiebeweging en we hebben dit pad grotendeels bewandeld tot het eind van de jaren 80, begin van de jaren 90. Ik neem aan dat dit gevoel van ‘leuk’ dat je krijgt na observatie-uren een stilzwijgende voorstelling is van hoe OT’s gezondheidszorg verlenen. Aan de oppervlakte wordt in veel ziekenhuis- en polikliniekomgevingen de nadruk gelegd op ADL’s, IADL’s, en helaas soms de fysiologie van het bovenlichaam aan het onderlichaam van PT’s. Beroep is niet de functionele mogelijkheid van een rotator cuff of brachiale plexus. Het omvat wel deze structuren in termen van het kunnen deelnemen aan activiteiten. Dus moet het onze enige focus zijn in een revalidatie setting? Functionaliteit is een modewoord geworden, maar ik zou willen stellen dat SLP en PT (en veel andere zorgverleners) zich ook met functionaliteit bezighouden.
Dus wat maakt OT’s uniek? Beroep. Naar mijn mening zijn beroepen zowel cultureel bepaald als individueel bepaald en daarom zal elke universele definitie van een beroep voor verschillende mensen tekortschieten. Dus hoe creëren we EBP? Hoe creëren we de validiteit van wat we doen? Het is een goede vraag en ik denk dat het ligt in dat stilzwijgende prettige gevoel dat je krijgt. Wij OT’s hebben een heel unieke manier om zorg te benaderen – een relationeel perspectief dat verbindt wat we elke dag doen binnen de stroom van ons leven. Als iemand een dwarslaesie heeft, helpen we hem niet alleen naar het toilet te gaan. We houden ons bezig met eetgewoonten, het plannen van het toilet, hulpbronnen voor het geval er buiten het ziekenhuis hulp nodig is – al deze dingen die op het toilet zitten als een ‘beroep’ omringen.
TLDR: Naar mijn mening vind ik OT zeer de moeite waard. Afhankelijk van waar ik werk, heb ik natuurlijk niet de vrijheid om alles te doen wat ik denk dat binnen mijn bereik ligt (vergoedingen en organisatiestructuren), maar ik kan op zijn minst een perspectief bieden dat uniek is ten opzichte van elk ander beroep en dat hopelijk mijn cliënt ten goede komt bij het creëren van een nieuw gerealiseerde manier om deel te nemen aan het leven na een acute of chronische handicap. De validiteit voor mij komt voort uit het zien van cliënten die slagen of gelukkig zijn in hun situatie. Als promovendus in de Occupation Science moet ik nog terugkomen op de technische validiteit van onderzoek, maar ik kan wel zeggen dat RCT’s misschien niet de juiste manier zijn om een beroep of OT te begrijpen.