De meest indrukwekkende van Louisville’s distilleerderijen na het verbod werd gebouwd tussen 1933 en 1936, en werd geëxploiteerd als de Kessler Distillery. Toen de distilleerderij in mei 1937 werd geopend, werd beweerd dat het de grootste distilleerderij ter wereld was.
Hun belangrijkste product was geen bourbon, maar neutrale graan met een hoog alcoholgehalte voor ‘blended whiskeys’. Het complex produceerde ook industriële alcohol tijdens de Tweede Wereldoorlog, voor de productie van synthetisch rubber en medicijnen.
Na de Drooglegging werden veel nieuwe distilleerderijen gebouwd in een gebied even ten zuidwesten van Louisville, bekend als St. Helens. Louisville wilde het lucratieve St. Helens-gebied annexeren voor belastinginkomsten, maar in 1938 nam de Kentucky General Assembly een wetsvoorstel aan dat vereiste dat ten minste 50% van de inwoners van een ingelijfd gebied instemde met annexatie door een “Klasse 1”-stad (een definitie die alleen Louisville omvatte). Twee maanden later werd dit gebied, met inbegrip van alle distilleerderijen erin, ingelijfd als de stad Shively, waarmee een einde kwam aan de annexatiepoging van Louisville.
Het Seagram-complex werd ontworpen door Louisville’s befaamde architectenbureau Joseph & Joseph. Het hoofdkantoor is in de Regency revival stijl. De Art deco bakstenen pakhuizen werden in 1936 gebouwd, en omvatten een systeem van ondergrondse tunnels, zodat vaten door het complex konden worden verplaatst zonder door het publiek te worden gezien.
Seagram’s sloot de distilleerderij in 1983. Tegenwoordig is het hoofdgebouw in gebruik door een liefdadigheidsinstelling, terwijl de bijgebouwen voor meerdere doeleinden worden gebruikt.