Defensieve symbiose
Veel insecten ontwikkelen symbiotische relaties met andere organismen om hen in hun omgeving te helpen verdedigen. Deze relaties zijn voornamelijk mutualistisch. Een voorbeeld van zo’n relatie is die tussen bladluizen en verschillende mierensoorten. De bladluizen leveren honingdauw aan de mieren, terwijl de mieren de bladluizen ’s nachts in hun nesten opnemen om ze te beschermen tegen roofdieren en ze de volgende ochtend terug naar de plant te brengen. Men heeft zelfs gezien dat deze mierensoort de eitjes van bladluizen verzamelt en ze in de voorraadkamers van hun nest plaatst om de koude wintermaanden te overleven. Een ander voorbeeld van defensieve symbiose is die tussen een bijensoort uit het Amazonegebied, Schwarzula, en een soort schildluizen, Cryptostigma genaamd. De bijensoort nestelt in een opening in een boom die vroeger werd bewoond door motrupsjes. Deze opening herbergt ook ongeveer 200 van deze schildluizen. De schildluizen voeden zich met het boomsap en scheiden honingdauw uit. De bij likt deze oplossing op voor zijn voeding en voorkomt zo dat de schildluizen verdrinken in hun eigen uitwerpselen. Toch bestaat de blauwvleugelvlinder in Noord-Europa en AziĆ« door zijn symbiotische relatie met een mierensoort uit de Myrmica-groep. De rups van de vlinder scheidt een honingdauwoplossing uit waar de mieren naar hunkeren. De mieren nemen de rups mee terug naar hun nest, waar ze de rups tijdens de winter zullen verzorgen. Als het weer warmer wordt, verpopt de rups zich en kruipt dan uit het nest om te paren en eitjes te leggen op bepaalde planten.