door Adam Garfinkle
Het is een scène die zich steeds weer herhaalt. Iemand pleegt een haatmisdrijf of, God verhoede het, een politieke moord of zelfs een terroristische aanslag. Dan komen de journalisten langs om buren en vrienden te interviewen. En de buren zeggen altijd dat ze geen idee hadden dat die-en-die persoon zoiets kon doen. “Hij/zij/het leek heel gewoon”, kunnen ze zeggen. En de vrienden kunnen zeggen: “Ja, hij/zij leek de laatste tijd religieuzer te zijn geworden, maar er was geen teken dat hij/zij zoiets zou doen!”
Eigenlijk zijn er wel tekenen, als we weten hoe we ze moeten zien, en de tekenen zijn zo goed als universeel. Ja, culturen verschillen, zodat heftige emotionele uitingen in sommige samenlevingen meer publieke ruimte krijgen dan in andere. Ja, sommige samenlevingen beschermen, om historische redenen, chauvinistische vooroordelen meer dan andere, en dat culturele omhulsel staat op zijn beurt individuele intolerantie meer toe.
Alles waar. Maar radicale intolerantie bestaat zelfs in relatief tolerante samenlevingen, net zoals er tolerante mensen bestaan in relatief chauvinistische culturen. De realiteit is dat geen enkele samenleving vrij is van de plaag van onverdraagzaamheid, hoewel de manier waarop we het probleem benoemen van plaats tot plaats verschilt. In Amerika spreken we tegenwoordig weinig over intolerantie maar veel over polarisatie. Toch hebben die twee veel gemeen. De onderliggende psychologie van de “intolerante Saoedi”, bijvoorbeeld, verschilt niet wezenlijk van die van, laten we zeggen, de “polariserende rechtse Amerikaan”.
Wat zijn dan de tekenen van de intolerante of polariserende persoonlijkheid, wanneer die persoonlijkheid naar zo’n uiterste gaat dat zij in staat is tot gewelddadige daden? Er zijn zeven van die tekenen, en het zal niet verbazen dat ze logisch met elkaar verbonden zijn.
Ten eerste is de intolerante of polariserende persoonlijkheid sterk dualistisch. De wereld is verdeeld in goed en kwaad, in ritueel zuiver en ritueel bezoedeld, in zwart en wit zonder grijstinten ertussen. Er is geen derde weg, er is geen overlapping tussen de in-group en alle out-groups. De intolerante, polariserende persoonlijkheid, die niet hoger kan tellen dan twee, is manicheïstisch, en ontkent daardoor overigens de Abrahamitische nadruk op de eenheid van God. De intolerante/polariserende persoonlijkheid vereenvoudigt het probleem van het kwaad in de wereld door de complexe werkelijkheid van een werkelijke morele strijd te ontkennen.
Ten tweede moeten daarom allen met wie de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid het oneens is, wel met elkaar heulen. Dit geeft aanleiding tot het systematisch genereren van samenzweringstheorieën. Wat ook veelzeggend is, is dat deze persoonlijkheidstrek er onvermijdelijk toe leidt dat de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid elkaar tegensprekende argumenten tegelijkertijd gaat beweren. Dus op de een of andere manier is de vijand almachtig en zwak snotterend tegelijk; de vijand manipuleert die-en-die acteur en wordt tegelijkertijd door die acteur gemanipuleerd; de nederlaag van de vijand is onvermijdelijk maar de (permanente) crisis van het moment voorspelt dat alles tegelijk verloren kan zijn; enzovoort.
Ten derde kan de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid geen kritiek aanvaarden van binnen de groep, of zelfkritiek in zichzelf. Alle twijfel is zwakheid, en alle open debat staat gelijk aan ketterij. Daarom is het blijvende kenmerk van de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid er een van intellectueel autoritarisme.
Vierde, conflict in de samenleving is voor de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid altijd tussen goed en kwaad; het gaat nooit over een goed dat in conflict is met een ander goed. Gekoesterde idealen kunnen nooit met elkaar in conflict zijn, hoewel dat in werkelijkheid natuurlijk vaak wel het geval is: gelijkheid en vrijheid; stabiliteit en creativiteit; individualisme en de gemeenschap; kansen en voorspelbaarheid; enzovoort.
Vijfde, de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid handelt in algemeenheden en abstracties. Complicaties in de werkelijkheid bezorgen hem hoofdpijn, en zijn drang tot vereenvoudiging door snelle categorisering is onverzadigbaar. Etiketten overtroeven altijd de complexiteit; principes en overtuigingen kunnen nooit worden gekwalificeerd, ontwikkeld, of op enige significante manier worden veranderd.
Ten zesde kan de radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid niet effectief communiceren met iemand met wie hij het oneens is. Hij zal proberen de bron van elke dissonante stem tot zwijgen te brengen. Dit kan worden gedaan door zichzelf buiten gehoorsafstand te plaatsen en alleen om te gaan met gelijkgestemden; of het kan worden gedaan door degenen met wie hij het oneens is actief het zwijgen op te leggen. Dit is de kiem van geweld.
En ten zevende schept het ontmenselijken, demoniseren en tot zondebok maken van de zogenaamd monolithische vijand de mogelijkheid tot “altruïstisch kwaad”, het waanidee dat geweld alleen en altijd een vorm van zelfverdediging is, zelfs wanneer het, zoals in gevallen van terrorisme, gericht is tegen volslagen onschuldigen. Geweld verstevigt ook de groepscoherentie, en heeft dus meestal een onuitgesproken en vaak niet erkend tactisch nut.
Als je lang of vaak genoeg met iemand praat en weet waar je op moet letten, zal een of meestal meer van deze zeven kenmerken naar voren komen als je in de aanwezigheid bent van een radicale intolerante/polariserende persoonlijkheid. Zulke mensen lijken aan de buitenkant misschien bezadigd, gedisciplineerd, vrijgevig van geest en zacht gesproken, maar vergis je niet: Ze zijn gevaarlijk, in welk land ze ook wonen of welke religie of ideologie ze ook aanhangen. Wees niet een van die buren of vrienden die verbaasd opkijken als er verschrikkelijke dingen gebeuren. Denk aan wat Edmund Burke zei: “Alles wat nodig is om het kwaad te laten zegevieren is dat goede mensen niets doen.”
Adam Garfinkle is redacteur van The American Interest.