Door Robert Andre´Lafleur, Ph.D., Beloit College
Voor Confucius was leren een krachtige gezamenlijke inspanning van leraar en leerling, en hij wilde alleen leerlingen die er wilden zijn. Hij stond bekend als de grootste leraar van China en zijn boodschappen zijn nog steeds onderwerp van discussie.
Confucius’ onderwijscarrière, hoewel gevormd door een leven van reizen, frustratie, wanhoop en hoop, duurde slechts vijf jaar – een uitzonderlijk korte periode om een naam te maken die gedurende 2500 jaar zou schitteren als de grootste leraar van China. Hier kijken we naar zijn methode.
Dit is een transcript uit de videoserie Books That Matter: De Analecten van Confucius. Bekijk het nu, op The Great Courses Plus.
Confucius als Leraar
De structuur en organisatie van zijn school kan alleen worden afgeleid uit verspreide items in de Analecten.
Een fascinerende blik op het geven en nemen tussen de leraar en zijn leerlingen is te vinden in een dynamische uitwisseling met verschillende leerlingen (Analecten 11.22):
- Zilu vroeg: “Als ik iets leer, moet ik het dan meteen in praktijk brengen?”
De Meester antwoordde: “Je vader en oudere broers leven nog; hoe zou je durven om meteen na het leren van iets te handelen?”
Ran Qiu stelde vervolgens dezelfde vraag.
De Meester antwoordde: “Ja. Als je iets geleerd hebt, breng het dan meteen in praktijk.”
Hier is Confucius in zijn volle leraarschap. Twee verschillende leerlingen met verschillende karakters en persoonlijkheden stellen de wijze dezelfde vraag. Wat ze krijgen is niet één, maar twee verschillende antwoorden. Hoe kunnen we hier wijs uit worden? Laten we eens kijken naar Confucius’ antwoord toen een derde student om opheldering vroeg (Analecten 11.22, vervolg).
- Gongxi Hua vroeg: “Toen Zilu het vroeg, zei u dat hij moest aarzelen – dat hij moest luisteren naar de ouderen van zijn familie. Maar toen Ran Qiu dezelfde vraag stelde, zei u dat hij meteen door moest gaan. Dit verbijstert me; durf ik te vragen wat u bedoelde?”
De Meester antwoordde: “Ran Qiu is timide en gereserveerd, dus spoorde ik hem aan om vooruit te gaan; Zilu bezit de intensiteit van twee mensen, dus wilde ik hem in bedwang houden.”
Hier zien we de volle kracht van de dynamiek van het onderricht in de Analecten. Confucius is in zijn element als hij zijn boodschap afstemt op de specifieke behoeften van elk van zijn leerlingen. Er zijn weinig kant-en-klare sjablonen in Confucius’ onderricht. Hij lijkt te begrijpen dat de wereld bestaat uit vele verschillende soorten mensen en omstandigheden. Hoewel er gemeenschappelijke principes zijn die teruggaan tot de Hertog van Zhou, die Confucius verafgoodde, en zelfs daarbuiten, moet actie op maat worden gemaakt.
Confucius stemt zijn boodschap af op de specifieke behoeften van elk van zijn leerlingen. Click To Tweet
Een korte passage enkele hoofdstukken eerder toont een andere dimensie van Confucius als leraar (Analecten 7.7):
- De meester zei: “Nooit heb ik gefaald iemand te onderwijzen die, puttend uit zijn eigen initiatief, zelfs maar het bescheiden begroetingsgeschenk van een kleine bundel gedroogd vlees aanbood.”
Confucius verwijst naar het geschenk dat studenten geacht werden aan hun leraren te geven als gedeeltelijke vergoeding voor het onderricht dat ze zouden krijgen. De passage geeft aan dat iedereen die van Confucius wilde leren welkom was. Zo’n bereidheid om leerlingen aan te nemen was ongebruikelijk in zijn tijd. Zijn bereidheid om te onderwijzen kan zelfs spreken tot het leven en de school over de hele wereld vandaag: Confucius onderwees alle komers.
Lees meer over Confucius en zijn stijl van onderwijzen
De allereerste volgende passage kwalificeert echter het voorgaande. Het geeft de bereidheid van Confucius weer om iedereen te onderwijzen die moeite deed om bij hem te studeren. Ongeacht hun achtergrond waren zijn normen hoog, en hij verwachtte van zijn leerlingen dat zij met ijver en enthousiasme werkten aan elk probleem dat Confucius hen voorlegde (Analecten 7.8):
- De meester zei: “Als leerlingen niet gedreven zijn om te leren, zal ik niet de weg openen naar verdere kennis. Als leerlingen niet voortdurend op zoek zijn naar de taal om nieuwe, complexe ideeën uit te drukken, zal ik hen geen kant-en-klare concepten aanreiken. En als de leerlingen, wanneer ik één hoek van een probleem laat zien, niet terugkomen met de andere drie hoeken, zal ik het geen tweede keer onderwijzen.”
Voor Confucius was leren een krachtige gezamenlijke inspanning van leraar en leerling, en hij wilde leerlingen die, in de termen van vandaag, erbij wilden zijn. Hij had helemaal geen belangstelling voor passief leren en legde de lat hoog voor interactie en reflectie voor elk van zijn leerlingen.
Daar hebben we tenminste een glimp van een school, in een dorp, aan een feodaal hof, die zich midden in diepgaande sociale en politieke veranderingen bevond. Als Confucius zelf het doel niet kon raken en geen verschil kon maken op de hoogste niveaus, wilde hij dat zijn leerlingen klaar zouden zijn als de kansen zich voor hen aandienden.
Voor Confucius was leren een krachtige gezamenlijke inspanning van leraar en leerling. Click To Tweet
De Analecten weerspiegelen zowel Confucius’ wanhoop als hoop dat zijn werk een positieve verandering in zijn wereld teweeg zou brengen. Het waren misschien die strijdende emoties die zijn aandringen op rituelen, muziek en regels voortbrachten. In zijn ogen zou aandacht voor deze zaken de sociale orde versterken, maar hij stemde zijn onderricht altijd af op de specifieke behoeften van zijn leerlingen.
Lees meer over de Analecten
Confucius als Persoon
Laat in de tekst komt een zin voor die veel mensen vandaag de dag zouden herkennen en bewonderen. Een bezoeker informeerde naar Confucius’ reizen en onderricht – waarbij hij zich van heerser tot heerser en van onderdaan tot onderdaan bewoog – in nogal negatieve bewoordingen. Confucius’ antwoord is intrigerend (Analecten 14.32):
- In Weisheng vroeg Mou aan Confucius: “Waarom dartel je schijnbaar van baars naar baars?
Confucius antwoordde: “Het is niet dat ik streef naar grote retorische vaardigheden. Het is gewoon zo dat ik een hekel heb aan koppige onbuigzaamheid.”
De uitspraak is op verschillende niveaus problematisch. Onaardig gezegd, sommigen hebben hem gekarakteriseerd als pietluttig en meer dan eens een vervelende betweter die anderen precies vertelt wat ze moeten doen. We zijn ook allemaal wel eens in de aanwezigheid van zo iemand geweest. Laten we, om Confucius beter te begrijpen, eens kijken naar een aantal passages uit hoofdstuk 10, waarin hij kan worden gezien als flexibel en onbuigzaam.
- Analecten 10.10: “Terwijl hij aan het eten was, ging Confucius niet in gesprek. Zodra hij zich voor de avond terugtrok, sprak hij niet meer.”
- Analecten 10.11: “Zelfs bij eenvoudige kost, bestaande uit grove granen en groentebouillon, bracht Confucius altijd een plechtig offer.”
- Analecten 10.12: “Als de matten niet volgens de gewoonte op de juiste plaats lagen, ging Confucius niet zitten.”
- Analecten 10.13: “Bij het drinken op een plaatselijke dorpsbijeenkomst bleef Confucius zitten tot de bejaarden met wandelstokken vertrokken waren. Pas dan nam hij afscheid.”
- Analecten 10.14: “Wanneer andere dorpelingen zich bezighielden met het nuo-ritueel om geesten van ziekte en pest uit te drijven, beklom Confucius de oostelijke trap en ging, in hofgewaad, op de plaats van gastheer staan.”
- Analecten 10.15: “Wanneer men naar iemand vroeg die in een andere staat woonde, boog Confucius twee keer laag voordat hij hem uitzwaaide.”
- Analecten 10.16: “Ji Kangzi stuurde een geschenk van geneeskrachtige kruiden. Confucius boog diep toen hij het van de boodschapper aannam, en merkte op: ‘Omdat ik niets van dit medicijn weet, durf ik het niet te proeven.'”
- Analecten 10.17: “De stallen vlogen in brand. De meester vroeg bij terugkomst van het hof: ‘Is er iemand gewond?’ Hij vroeg niet naar de paarden.”
Wat voor gevoel heb je bij Confucius als persoon? Hij is iemand die de roos wil raken, dat is zeker, maar hij wil hem precies zo raken – zowel accuraat als met de juiste hoeveelheid kracht. Hij spreekt vriendelijk over het haten van onbuigzaamheid, maar we kunnen hier op zijn minst een paar plaatsen zien waar Confucius vast lijkt te zitten in zijn manier van doen. Maar welke is het? Lees de tekst zorgvuldig en beslis zelf.
Lezers door de eeuwen heen zijn het oneens geweest over wat deze passages betekenen over flexibiliteit of onbuigzaamheid. Veel denkers uit zijn tijd bespotten hem meedogenloos. Zelfs zijn bewonderaars klaagden meer dan eens over wat leek op Confucius’ regelzucht omwille van zichzelf.
Bij het bespreken van deze passages noemen sommige van mijn studenten de paarden het eerst, niet alleen omdat ze aan het eind van de reeks staan. De passage over het paard zit de 21e-eeuwse lezer dwars. Hoewel ik erken dat we er niet automatisch van moeten uitgaan dat er maar één juiste lezing is, vraag ik hen hoe zij zich zouden voelen als de passage zou luiden: “Hij informeerde niet verder naar de landbouwwerktuigen.” Sommigen zien het mogelijke punt dat Confucius – zoals niet ongewoon was in zijn tijd – paarden zag als landbouwtechnologie en dat onze gevoelens over zulke zaken in de loop der eeuwen sterk veranderd zijn. Anderen doen dat niet.
Maar hoe zit het met de andere passages? Laten die een persoon zien die flexibel is of niet? Medicijnen aanvaarden, maar toegeven dat hij er niets van zou nemen? Is dat flexibel? Als je niet van plan bent het in te nemen, waarom zou je het dan überhaupt accepteren? Hoe zit het met alleen op een rechte mat zitten of een offer brengen bij elke maaltijd? Wat dacht je van het plechtig naleven van een ietwat bijgelovig dorpsritueel dat hij niet helemaal goedkeurde? Door de oostelijke trap te bestijgen – de plaats van degene die als gastheer optreedt – lijkt Confucius zijn dorpsgenoten te steunen, ook al kwamen zijn gevoelens over geesten en duiveluitdrijvingen niet overeen met die van zijn buren.
Lees meer over de man die Confucius heet
Stel je iemand voor die altijd zo stipt en uiterst ordelijk is in alles wat ze doet, iemand die af en toe een spelbreker is, maar ook iemand die af en toe gewoon kan verrassen, en zelfs in verrukking kan brengen. Denk aan iemand die van regels houdt, en die binnen en soms zelfs buiten hun structuren opereert. Misschien is het woord dat we echt voor Confucius moeten zoeken niet flexibiliteit, maar eerder complexiteit.
Toen Confucius in 479 v. Chr. stierf, was hij geen persoon van grote invloed. Toch beantwoordde de man die boven alle leraren in de Chinese geschiedenis zou heersen, althans op een bepaalde manier, de vragen over persoonlijkheid, flexibiliteit en complexiteit die wij hebben gesteld. Ter afsluiting nog een blik op Confucius’ eigen verslag van zijn onderwijsfilosofie (Analecten 15.3):
- De meester zei: “Zigong, zie je mij als iemand die veel heeft gestudeerd en zich dat heeft eigen gemaakt?”
Zigong antwoordde: “Ja, dat denk ik inderdaad. Is dat niet juist?”
De meester antwoordde, “Nee, dat is niet juist. Integendeel, ik bezit het als een enkele streng.”
Mettertijd groeide die ononderbroken streng, en de draden die in die streng vervat waren, in aanzien en invloed.
Gemeenschappelijke vragen over Confucius als Leraar
Confucius onderwees de principes van ethisch geleid gedrag, het tonen van respect voor je meerderen, zelfdiscipline, en het begrijpen van je plaats in de maatschappij.
Confucius had een sterk verlangen om anderen te dienen en te bekrachtigen en geloofde dat lesgeven de beste manier was waarop hij anderen positief kon beïnvloeden.
Confucius geloofde dat de wereld een betere plaats zou worden als meer mensen onderwijs kregen, omdat ongeschoolde mensen zich alleen bezighielden met hun basisinstincten, terwijl geschoolde mensen meer oog hadden voor hogere bezigheden, zoals ethiek en moraliteit. Daarom hervormde hij het onderwijssysteem, zodat de mogelijkheid om een opleiding te krijgen meer gebaseerd was op verdienste dan op rijkdom.
Confucius is het meest bekend om zijn leringen die waardigheid, mededogen en meesterschap bevorderen. Hij geloofde dat leiders geen geweld en intimidatie moesten gebruiken om hun onderdanen angst in te boezemen, maar dat ze met vriendelijkheid moesten regeren en als positieve rolmodellen moesten fungeren.