Een van de meest frustrerende dingen aan bijbelstudies is dat mensen technische terminologie op radicaal verschillende manieren gebruiken. Het belangrijkste voorbeeld is natuurlijk de term “bijbelse theologie” of haar sub-disciplines, Oud Testamentische theologie en Nieuw Testamentische theologie. Toen ik voor het eerst geïnteresseerd raakte in bijbelse theologie tijdens mijn studie aan het Toronto Baptist Seminary, had ik er geen idee van dat de definitie die wij gebruikten voor bijbelse theologie – de definitie die Geerhardus Vos gaf in zijn Biblical Theology – slechts één van de vele opvattingen vertegenwoordigde van wat bijbelse theologie zou moeten zijn.
Een ander voorbeeld van deze tendens – zowel in bijbelstudies als in theologie – is het gebruik van de term historisch-kritiek. En het probleem is niet simpelweg dat theologen de term op de verkeerde manier gebruiken en bijbelwetenschappers op de goede manier – het probleem is dat er geen eensluidende definitie is van wat historische kritiek is. Je hoeft alleen maar te kijken naar het Wikipedia-artikel over historische kritiek en je ziet de symptomen van deze verwarring. Sommige mensen verguizen de historische kritiek als het ergste dat ooit in de geschiedenis van de bijbeluitleg is ontstaan. Anderen denken dat je de bijbel echt niet begrepen hebt als je hem niet vanuit een historisch-kritisch perspectief begrijpt. In deze post wil ik mijn eigen kijk op historische kritiek geven en aangeven waarom er zo’n verwarring bestaat over hoe het gedefinieerd moet worden.
Historische kritiek houdt, naar mijn mening, tenminste drie dingen in:
(1) Het behandelen van de bijbelboeken als historische documenten. Met andere woorden, het is belangrijk om te erkennen dat de boeken van de bijbel geschreven zijn in een bepaalde tijd, op een bepaalde plaats, in een bepaalde taal, in een bepaalde fase van die taal, in een bepaalde culturele/sociologische/religieuze omgeving, en door bepaalde auteurs, en ze dienovereenkomstig te interpreteren.
(2) Streven naar een redelijke mate van objectiviteit in iemands onderzoek van de tekst. Voor mij houdt dit twee dingen in: (a) niet toestaan dat iemands vooroordelen zijn lezing van het bewijsmateriaal scheeftrekken en (b) zijn subjectiviteit erkennen wanneer dat nodig is (subjectief verkregen kennis kan objectief waar zijn, maar het gaat verder dan het bewijsmateriaal dat publiekelijk beschikbaar is en is voor anderen misschien niet overtuigend).
(3) Het toestaan van de mogelijkheid dat eerdere interpretaties van de tekst fout kunnen zijn geweest, inclusief die van zichzelf.
Een van de redenen waarom er zoveel verwarring bestaat over historisch-kritiek is dat historisch-kritiek kan worden toegepast op verschillende studiegebieden in de bijbelwetenschap. De drie meest voorkomende zijn:
(a) de betekenis van de ontvangen tekst;
(b) de geschiedenis van de samenstelling van de tekst; en
(c) de historische werkelijkheid achter wat er in de tekst wordt afgebeeld.
Wanneer de meeste mensen aan historische-kritiek denken, vooral de critici ervan, dan denken ze aan (b) en (c). Maar de historische-kritiek kan niet beperkt blijven tot deze twee studiegebieden – zij kan ook worden toegepast en wordt ook toegepast op het bestuderen van de betekenis van de ontvangen of uiteindelijke vorm van bijbelse teksten zonder dat men zich echt bekommert om (b) of (c).
Wanneer iemand dus kritiek heeft op de historische-kritiek of op de resultaten daarvan, is het belangrijk om vast te stellen op welk studiegebied hij doelt: (a), (b), of (c). Ik heb ernstige problemen met de resultaten en methoden van de historische kritiek zoals die gewoonlijk wordt toegepast op (b) en (c), maar de historische kritiek is absoluut essentieel als het gaat om de studie van (a), de ontvangen of definitieve vorm van de tekst. Begrijp me niet verkeerd – ik denk niet dat historisch-kritiek de enige manier is waarop we de ontvangen of uiteindelijke vorm van de tekst moeten bestuderen. Ik denk ook dat theologische interpretatie belangrijk is, hoewel die een beetje subjectiever is. Maar historisch-kritische studie van de tekst is onontbeerlijk en er kan veel gemist en/of verkeerd begrepen worden als de tekst niet zowel historisch als kritisch gelezen wordt. Een snel voorbeeld is het boek Ruth. De meeste evangelische preken die ik over Ruth heb gezien gaan uit van een theologische interpretatie waarin Boaz een voorbode is van Christus. Maar omdat ze de tekst niet historisch (of kritisch) hebben gelezen, missen ze de hoofdzaak – namelijk Gods voorzienigheid in het leven van Naomi, die Naomi uit haar benarde positie in hoofdstuk 1 redt en zijn soevereine plan uitwerkt voor haar welzijn en voor het welzijn van heel Israël.
Het is echter belangrijk op te merken dat veel evangelischen (en anderen) de historisch-kritische studie van de ontvangen of uiteindelijke vorm van de tekst eenvoudigweg grammaticaal-historische exegese zouden noemen. Misschien zal ik daar uiteindelijk een post over maken. Maar voor nu zou ik twee dingen zeggen: (1) de meeste evangelicals doen grammaticaal-historische exegese op een manier die de studie van (a) en (c) combineert op een manier die methodologisch een beetje verwarrend is, zodat de term misschien niet zo behulpzaam is en (2) het feit dat sommige mensen dit grammaticaal-historische exegese noemen in plaats van historisch-kritisch is gewoon een ander symptoom van het gebrek aan precieze terminologie in bijbelstudies. Maar dit is een kwestie die later kan worden besproken.
Mark Francois