Kaart van het verspreidingsgebied van Starflower, Trientalis borealis.
Starflower, Trientalis borealis. Foto door Steve Janke.
Starflower (Trientalis borealis Raf.)
By Larry Stritch
Starflower is een lid van de Primrose familie. De geslachtsnaam Trientalis komt van het Latijn en betekent “een derde van een voet”, wat overeenkomt met de gemiddelde hoogte van de plant. De soortnaam borealis verwijst naar het noorden, hoewel deze plant ook voorkomt in het Midwesten en op de hoger gelegen delen van de zuidelijke Appalachen.
Starflower is een overblijvend kruid dat groeit uit slanke, kruipende wortelstokken. De bladeren zijn enkelvoudig en staan in kransen van 5 tot 9 aan de top van de stengel. Ze zijn stengelloos of aan zeer korte stengels en zijn gaafrandig tot zeer fijn getand. De bloemen komen voor als een enkele bloem of soms als 2 tot 3 bloemen op slanke stengels van 3/4 tot 2 inches lang. De bloemen zijn sneeuwwit met 5 tot 9 bloemblaadjes en ongeveer 1/4 tot 1/2 inch in diameter.
Sterbloem is een van de meer algemene voorjaarsbloeiers in oostelijk Noord-Amerika, en komt voor in zowel loof- als naaldbossen. Afhankelijk van de breedte- en hoogteligging bloeien sterbloemen meestal van het midden tot het late voorjaar tot in de vroege zomer. Hun voorkeur gaat uit naar open tot halfschaduwrijke plaatsen in vochtige bossen, maar ze kunnen ook op droge, zanderige, zure grond gevonden worden. Sterbloemen worden bestoven door inheemse bijen. De sterhyacint gaat over het algemeen halverwege de zomer in rust, waarbij de bladeren vergelen en op de grond vallen, zodat alleen de stengel overblijft met 1 tot 2 kleine zaadcapsules die aan de top rijpen. De zaden ontkiemen niet voordat ze een koude stratificatie hebben ondergaan en ontkiemen pas in de herfst van het tweede jaar, zodat de zaden door insecten kunnen worden verspreid. Sterhyacinten vestigen zich in oude akkers die grenzen aan gevestigde kolonies in oude bossen.
Veel tuiniers vinden sterhyacinten niet opvallend genoeg of ze bloeien niet lang genoeg naar hun smaak. Maar als je in een schaduwtuin in een bos werkt, draagt ze wel bij aan de diversiteit van wilde bloemen in dit type natuurlijke beplanting. Volgens de New England Wildflower Society moet u in het voorjaar uitplanten uit potten met ontkiemde zaadplanten. Daarnaast kunt u in de nazomer slapende wortelstokken in een zure vochtige grond planten. Deze beginnende planten zullen zich gemakkelijk verspreiden in een natuurlijke beplanting in een bostuin. Ze vergen geen onderhoud als ze eenmaal gevestigd zijn. Zoals altijd mag u geen planten in het wild verzamelen op openbare terreinen en alleen op privéterreinen wanneer de grondeigenaar daarvoor toestemming geeft. Het is echter altijd het beste om alleen gerijpte zaden te verzamelen en geen wortelstokken op te graven.