Ummah

Nadat Mohammed en de eerste bekeerlingen tot de Islam gedwongen waren Mekka te verlaten, werd de gemeenschap in Medina verwelkomd door de Ansar, een groep heidenen die zich tot de Islam hadden bekeerd. Hoewel Medina reeds bezet was door talrijke joodse en polytheïstische stammen, riep de komst van Mohammed en zijn volgelingen geen weerstand op bij de inwoners van Medina. Bij zijn aankomst in Medina stelde Mohammed de grondwet van Medina op met de verschillende stamhoofden om de Mekkaanse immigranten en de Medinese bewoners tot één gemeenschap te vormen, de ummah. In plaats van de leden van de ummah te beperken tot één stam of religieuze overtuiging, zoals het geval was geweest toen de ummah zich voor het eerst in Mekka ontwikkelde, zorgde de grondwet van Medina ervoor dat de ummah bestond uit een verscheidenheid van mensen en geloofsovertuigingen, waardoor het in wezen een supra-stam was. Islamitische historicus Tabari suggereerde dat Mohammed’s eerste intenties bij aankomst in Medina was om een moskee te stichten, maar dit is onwaarschijnlijk Tabari beweerde ook dat Mohammed het eerste vrijdagsgebed in Medina verrichtte. Het gebed vond op vrijdag plaats omdat vrijdag in Medina als marktdag diende om de joden in staat te stellen de sabbat te vieren. Het lidmaatschap van de ummah was niet beperkt tot het aanhangen van het moslimgeloof, maar omvatte alle stammen zolang zij beloofden Mohammed te erkennen als de gemeenschap en de politieke gezagsdrager. In de grondwet van Medina werd verklaard dat de joodse stammen en de moslims uit Medina “één ummah” vormden. Het is mogelijk dat de Medinese ummah zuiver seculier was (vergeleken met de latere transformatie van de ummah in Mekka) vanwege de verscheidenheid aan geloofsovertuigingen en praktijken van haar leden. Het doel van de grondwet van Medina was het handhaven van politieke verplichtingen en sociale betrekkingen tussen de verschillende stammen. De leden van de gemeenschap in Medina, hoewel niet voortgekomen uit hetzelfde geloof, waren met elkaar verbonden door de wens om het gemeenschappelijk welzijn van de gemeenschap te verdedigen. Met andere woorden, de gemeenschap was verenigd om haar gemeenschappelijke belangen te behartigen. De mensen van andere geloofsovertuigingen, in het bijzonder diegenen die beschouwd worden als “Mensen van het Boek”, kregen de speciale bescherming van God door middel van het dhimmah-contract. Deze andere godsdienstige groepen werd door God en Mohammed veiligheid gegarandeerd vanwege hun gemeenschappelijke godsdienstige geschiedenis als zijnde de “Mensen van het Boek”. De dhimmah diende als een soort alliantie tussen moslims en niet-moslims. In de eerdere verdragen van de dhimmah werden beide groepen gezien als gelijk in status en waren beide verplicht de ander te helpen. In latere verdragen, nadat de Islam meer macht had verworven in geheel Arabië, werd de dhimmah echter gezien als de vervulling van de religieuze plichten van de Moslims samen met de betaling van zakaat. Met het nieuwe contract van dhimmah werd de bescherming van niet-moslims door God en Mohammed afhankelijk van hun betaling.

Grondwet van MedinaEdit

De Grondwet van Medina is een document dat door Mohammed is opgesteld om het sociale en politieke leven in Medina te reguleren. Het behandelt verschillende tribale kwesties zoals de organisatie en het leiderschap van de deelnemende tribale groepen, oorlogsvoering, bloedgeld, losgeld van gevangenen, en oorlogsuitgaven. Aan het begin van het document wordt verklaard dat de moslims van de Qoeraysh (die uit Mekka) en de moslims uit Yathrib (die uit Medina) een ummah of één gemeenschap vormen. Het woord ummah komt weer voor wanneer het document verwijst naar het verdrag van de Joden en stelt dat de Yahūd Banī ‘Awf, of Joden, een ummah zijn die naast de ummah van de Moslims bestaat of opgenomen kan worden in dezelfde ummah als de Moslims. In het document staat wel dat de joden die zich bij de moslims aansluiten hulp en gelijke rechten zullen krijgen. Bovendien zal de joden veiligheid van de moslims worden gegarandeerd en wordt hun toegestaan hun eigen godsdienst te handhaven, net zoals de moslims de hunne zullen handhaven. Dit impliceert dat de ummah in Medina niet strikt een religieuze gemeenschap is. De grondwet van Medina geeft een opsomming van de verschillende Medinese stammen die zijn afgeleid van de Aws en de Khazraj, alsmede van de verschillende Joodse stammen die toestemming krijgen hun stamorganisatie en leiderschap te behouden. Het document onthult ook dat elke groep, de Moslims en de Joden, verantwoordelijk is voor zijn eigen financiën, behalve in tijd van oorlog, wanneer de twee de uitgaven kunnen delen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.