(Zundert, 30 maart 1853 – Auvers-sur-Oise, 29 juli 1890)
Misschien wel meer dan welke andere figuur dan ook, is de 19e-eeuwse Nederlandse schilder en tekenaar Vincent van Gogh de belichaming geworden van de mythe van de gekwelde kunstenaar. Populaire legenden over het leven van de kunstenaar zijn net zo beroemd geworden als zijn kunstwerken: dat hij volledig autodidact was, dat hij samenleefde met een prostituee, dat hij zijn oor afsneed uit liefde, en dat hij zichzelf doodschoot uit depressie. Een nadere bestudering van het leven van de kunstenaar, voor een groot deel mogelijk gemaakt door de uitgebreide correspondentie die bewaard is gebleven, onthult een veel complexere figuur dan algemeen wordt aangenomen.
Tijdens een carrière die slechts ongeveer tien jaar duurde produceerde van Gogh meer dan 2000 kunstwerken, waaronder tekeningen, aquarellen, prenten, en olieverfschilderijen. De bewering dat hij tijdens zijn leven slechts één van deze werken verkocht – De Rode Wijngaard, aan de schilderes en verzamelaar Anna Boch – is waarschijnlijk meer een romantische mythe dan de werkelijkheid. We weten dat de kunstenaar bij een paar gelegenheden opdrachten kreeg voor werken (waarvan het eindresultaat niet altijd goed werd ontvangen) en in andere gevallen ruilde hij werken met zijn collega’s.
Tegen het einde van zijn leven begon Van Gogh enige erkenning te krijgen bij kunstverzamelaars en critici. Toch bleef het succes waar hij naar streefde en waar hij zo hard voor werkte, uit terwijl hij nog leefde. Na zijn dood groeide zijn roem gestaag en de invloed van zijn werk op volgende generaties kunstenaars was enorm. In het bijzonder had hij een diepgaande invloed op de verschillende stromingen van het expressionisme die een cruciaal onderdeel vormden van de kunstwereld in de 20e eeuw.
Vroege jaren
Vincent van Gogh werd op 30 maart 1853 geboren in het dorpje Zundert in het zuiden van Nederland, als zoon van dominee Theodorus van Gogh en Anna Cornelia Carbentus. Zijn vader was predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk en zijn moeder was de dochter van een boekhandelaar. Vier jaar later, in 1857, kreeg het echtpaar nog een kind, Theo (Theodorus). De twee broers vormden een zeer hechte levenslange relatie, waarvan veel is vastgelegd in uitgebreide schriftelijke correspondentie.
De jonge Vincent begon zijn formele opleiding in 1860, eerst op een dorpsschool en later op een kostschool. Als kleine jongen begon hij met het maken van tekeningen, een praktijk die hij zijn hele leven zou voortzetten. Ondanks zijn goede prestaties bij het leren van talen (Frans, Engels en Duits), verliet van Gogh de school in het midden van het schooljaar 1868, in maart. Zijn formele opleiding werd niet voortgezet.
In juli 1869 ging Van Gogh in de leer bij de Haagse vestiging van de internationale kunsthandel Goupil & Cie (met hoofdkantoor in Parijs). Na zijn opleiding werd hij in 1873 overgeplaatst naar het kantoor in Londen. In deze periode begon hij illustraties te verzamelen uit The Graphic en Illustrated London News van kunstenaars als Frank Holl, Hubert von Herkomer, en Luke Fildes. De zwart-wit illustraties van hedendaagse sociale problemen in Groot-Brittannië hadden een diepgaand effect op Vincent, en droegen mogelijk bij aan zowel zijn religieuze vurigheid als zijn wens om later een schilder van boeren te worden.
Hoewel hij aanvankelijk succes had bij Goupil & Cie, begonnen zijn prestaties te verslechteren. In 1875 werd hij overgeplaatst naar het kantoor van het bedrijf in Parijs. Toen de zaken niet verbeterden werd hij eind maart 1876 uit zijn functie ontheven. Na zijn ontslag keerde hij terug naar Engeland, waar hij werk vond als leraar in Ramsgate en Isleworth. Dit was echter van korte duur, en in 1877 keerde hij naar Nederland terug. Zijn godsdienstige hartstocht, die gestadig was toegenomen, werd zo sterk dat hij besloot predikant te worden, en dat jaar verhuisde hij naar Amsterdam om theologie te gaan studeren. Het jaar daarop verhuisde hij naar de arme mijnwerkerswijk Borinage in Zuid-België, waar hij als lekenprediker begon te werken. Zijn extreem religieus fanatisme, dat hem ertoe bracht zijn bezittingen weg te geven, op stro te slapen en als een pauper te leven, viel de kerk niet welgevallig. Vanwege deze problemen werd Van Gogh in 1879 uit zijn ambt ontheven. De mislukking om succes te hebben als predikant was een vernietigende slag voor Vincent, maar het bleek een geluk voor zijn kunst.
Midden jaren
In 1880 besloot Vincent, op aanraden van zijn broer Theo, zich volledig aan de kunst te gaan wijden. Hij was van kinds af aan doorgegaan met het maken van tekeningen en schetsen, maar dit markeert het begin van een serieus en levenslang streven om kunstenaar te worden. In deze periode werd Van Gogh vooral geïnspireerd door kunstenaars als Jules Breton (1827-1906) en Jean-François Millet (1814-75), bekend om hun afbeeldingen van boeren. Ondanks enige weerzin tegen een formele studie verhuisde Van Gogh tegen het eind van het jaar naar Brussel om aan de Académie Royale des Beaux-Arts te studeren, waar hij levenstekenen, anatomie en fysionomie studeerde. Theo, die voor Goupil’s was gaan werken, begon hem op dit punt financieel te steunen, zodat Vincent zich volledig op zijn kunst kon richten.
Van Gogh zette zijn studie als kunstenaar voort in het voorjaar van 1881, toen hij verhuisde naar zijn ouderlijk huis in het dorp Etten, in Nederland. Zijn zelfstudie in deze periode bestond uit het verzamelen en tekenen van prenten en reproducties en het bestuderen van boeken. Mede door zijn verliefdheid op zijn nichtje Kee Vos-Stricker kwam de relatie tussen Van Gogh en zijn ouders steeds meer onder druk te staan. De problemen bereikten een hoogtepunt in de winter van dat jaar, toen Van Gogh zijn ouderlijk huis verliet om naar Den Haag te verhuizen, dat op dat moment de kern van de Nederlandse schilderkunst was. Deze verhuizing betekende tevens het einde van Van Gogh’s religieuze hartstocht.
In Den Haag ging Van Gogh samenwonen met Clasina Maria “Sien” Hoornik, een in de steek gelaten moeder uit de lagere klassen die af en toe als prostituee werkte. Zowel zij als haar familie zouden in deze periode model staan voor Van Gogh. In 1883 verliet de kunstenaar Sien en verhuisde naar Hoogeveen in het noorden van Nederland. Dit besluit was gedeeltelijk het resultaat van een blijvend verlangen om een schilder van boeren te zijn. Tegen die tijd was hij begonnen met het maken van zelfstandige kunstwerken die bedoeld waren als voltooide werken, in plaats van slechts schetsen of studies.
Nadat hij weer een tijd bij zijn ouders had gewoond, verhuisde Van Gogh in november 1885 naar Antwerpen. Zijn vader was in het voorjaar overleden, een verlies dat Vincent diep trof. Zijn verblijf in Antwerpen was van korte duur en in februari 1886 verhuisde hij naar Parijs, waar hij een appartement deelde met zijn broer Theo. In Parijs kwam Van Gogh in contact met vele andere beroemde kunstenaars van de negentiende eeuw, waaronder Claude Monet, Camille Pissarro, Émile Bernard, Henri de Toulouse-Lautrec, en Paul Gauguin. Eind 1887 organiseerde Van Gogh een tentoonstelling voor een aantal van zijn kunstenaarsvrienden en hemzelf. De tentoonstelling, gehouden in het Grand-Bouillon Restaurant du Chalet in de Parijse wijk Montmartre, was opmerkelijk vanwege de eerste verkopen van verschillende rijzende sterren in de kunstwereld.
Later jaren
De laatste jaren van Van Gogh, waarin zijn geestelijke gezondheid duidelijk verslechterde, bracht hij door in Frankrijk. In 1888 verhuisde hij naar Arles, in Zuid Frankrijk, gedeeltelijk uit de wens om zijn eerdere doel als boerenschilder te realiseren. Hij keerde terug naar veel van de motieven van het boerenleven die hij had uitgewerkt toen hij in Nederland woonde: huisjes met rieten daken, vissersboten, een zaaier op een akker. Veel van zijn composities uit deze periode weerspiegelen ook zijn fascinatie voor het landschap en het licht van het gebied, en vertonen enkele van zijn meest intense kleuren.
Van Gogh hoopte in Arles een kunstenaarsgemeenschap te stichten en uiteindelijk lukte het hem Gauguin over te halen bij hem in het Gele Huis te komen wonen en werken. De regeling was echter omstreden en culmineerde uiteindelijk in het vertrek van Gauguin na slechts een paar maanden, tegen Kerstmis van 1888. Een van de gebeurtenissen die Gauguin’s vertrek bespoedigden was het beroemde incident waarbij Van Gogh zijn linkeroor afsneed en het aan een prostituee gaf, waarna hij enkele dagen in het ziekenhuis doorbracht. Na zijn verblijf in het ziekenhuis keerde hij terug naar het Gele Huis, maar in februari 1889 werd hij opnieuw opgenomen wegens verschillende aanvallen van hallucinaties en waanvoorstellingen.
In mei 1889 liet de kunstenaar zich opnemen in het Saint-Paul Asylum in Saint-Rémy, vanwege zijn verslechterende geestelijke gezondheid. Theo wist twee cellen in het ziekenhuis te regelen, zodat van Gogh er een als atelier kon gebruiken. Tijdens zijn verblijf bleef Van Gogh schilderen en tekenen wanneer hij zich daar goed genoeg voor voelde. Het ziekenhuis en de tuinen vormden vaak het onderwerp, evenals zijn eigen herinneringen. Een van zijn beroemdste schilderijen – Starry Night – stamt uit deze periode.
Van Gogh verliet de Saint-Rémy kliniek in mei 1890. Hij verhuisde naar Auvers-sur-Oise om dichter bij zijn broer Theo te zijn en de arts Dr Paul Gachet, die Van Gogh behandelde. In deze periode begon het succes van Van Gogh, waaronder de verkoop van het schilderij Rode Wijngaard aan de schilderes en verzamelaar Anna Boch. Helaas bleef zijn geestelijke gezondheid verslechteren. Op 27 juli zou hij zichzelf in de borst hebben geschoten met een revolver. De wond was niet onmiddellijk fataal en van Gogh kon teruglopen naar de Auberge Ravoux, waar hij had gelogeerd. Toen Theo van de schietpartij hoorde haastte hij zich om zijn broer bij te staan. In de vroege ochtend van 29 juli overleed Vincent van Gogh aan zijn verwondingen. Volgens Theo waren zijn laatste woorden: “Het verdriet zal eeuwig duren.”
Persoonlijk leven
Vincent van Gogh’s persoonlijke leven werd vaak gekenmerkt door onrust, gespannen relaties en slopende problemen met zijn geestelijke gezondheid. Veel van ons inzicht in zijn gedachten, gevoelens en moeilijkheden is te danken aan de uitgebreide correspondentie die hij gedurende een groot deel van zijn leven voerde, vooral met zijn broer Theo. Fragmenten van deze brieven werden voor het eerst gepubliceerd in de jaren 1890, niet lang na de dood van de kunstenaar. Omdat veel van de brieven van de kunstenaar zowel zijn visie op kunst en artistieke principes als persoonlijke informatie bevatten, waren zij van doorslaggevend belang bij het vestigen van Van Gogh’s postume reputatie en persoonlijkheid.
Afgezien van zijn levenslange band met Theo, waren Van Gogh’s familierelaties vaak gespannen. In de zomer van 1881 ontwikkelde hij een ongezonde obsessie voor zijn weduwe nicht, Kee Vos-Stricker, die het huwelijksaanzoek van de kunstenaar afwees. De hardnekkige pogingen van de kunstenaar om Kee het hof te maken leidden tot aanzienlijke ruzies met zowel haar vader als de zijne.
De ruzies met zijn vader droegen er toe bij dat Van Gogh zich in januari 1882 in Den Haag vestigde. Daar ging hij samenwonen met Clasina Maria “Sien” Hoornik, een lagere klasse moeder die af en toe als prostituee werkte. Het zal niemand verbazen dat deze regeling de relatie van de kunstenaar met zijn vader niet verbeterde. Van Gogh had aanvankelijk plannen om met Sien te trouwen en zij en haar familie stonden model voor de kunstenaar gedurende hun tijd samen. Uiteindelijk besloot hij haar en Den Haag te verlaten, deels uit de wens om boerenschilder te blijven.
Een van de meer opmerkelijke vriendschappen van de kunstenaar was die met de Franse Post-Impressionistische schilder Paul Gauguin, die Van Gogh in november 1887 in Parijs ontmoette. Het tweetal wisselde brieven en schilderijen uit en woonde korte tijd samen in het Gele Huis in Arles. Maar de persoonlijkheden van de kunstenaars lagen vaak met elkaar overhoop en dit, in combinatie met het grillige gedrag van Van Gogh, leidde ertoe dat Gauguin Arles rond Kerstmis van 1888 al na twee maanden verliet. De woonsituatie bleek te moeilijk voor Gauguin toen Van Gogh hem op 23 december naar verluidt met een scheermes bedreigde en vervolgens naar een plaatselijk bordeel vluchtte. Daar richtte hij het mes op zichzelf en sneed een deel van zijn linkeroor af, dat hij vervolgens aan een prostituee genaamd Rachel gaf. De kunstenaar werd vervolgens in het ziekenhuis opgenomen, waarna hij besloot zich voor behandeling in een gesticht te laten opnemen.
Ook voordat hij na dit incident in een gesticht werd opgenomen, leed Van Gogh aan vlagen van geestelijke instabiliteit. Al tientallen jaren hebben geleerden theorieën geopperd over de specifieke aandoening waaraan hij leed. Suggesties zijn onder andere schizofrenie, bipolaire stoornis, vergiftiging door de verf die hij gebruikte, epilepsie, en complicaties door het misbruik van alcohol of absint. Ondanks de vele speculaties is er geen consensus en het is onwaarschijnlijk dat we het ooit zeker zullen weten. Het is ook goed te bedenken dat veel van de diagnoses moderne termen zijn en dus mogelijk anachronistisch om toe te passen op een 19e-eeuwse kunstenaar.
Tot slot was Theo de trouwe levensgezel van de kunstenaar (ook al was hun relatie soms moeilijk, met name toen ze samen in Parijs woonden). Het was Theo die zijn broer aanmoedigde om kunst te beoefenen, die hem financieel steunde en die hem begeleidde tijdens zijn laatste uren. Zes maanden na de dood van Vincent overleed ook Theo, op 25 januari 1891. In 1914 werd Theo’s stoffelijk overschot vanuit Utrecht overgebracht om naast dat van zijn broer in Auvers-sur-Oise te worden opgebaard.