Biomassa met denitrificerende fosfaatopnamecapaciteit werd getest onder opeenvolgende anaëroob-aërobe en anaëroob-anoxische omstandigheden. De initiële dosis acetaat, onder anaërobe omstandigheden varieerde om verschillende PHA (poly-hydroxyalkanoaten) verzadiging van PAO (polyfosfaat accumulerende organismen) cellen te bereiken. Een hogere acetaatdosering onder anaerobe omstandigheden leidde tot een hogere fosfaatafgifte en een grotere PHA-opslag door PAO’s en ook tot een hogere fosfaatopname onder de volgende aerobe en/of anoxische omstandigheden. Uit de experimentele resultaten bleek ook dat wanneer organische koolstof onder anaërobe omstandigheden beperkt is, de biomassa meer intern glycogeen als aanvulling op polyfosfaatafbraak gebruikt, wat leidt tot minder fosfaatafgifte en meer opgeslagen PHA per opgenomen acetaat. In de daaropvolgende aërobe en/of anoxische fase vertonen PAO’s betere EBPR-prestaties (verbeterde biologische fosforverwijdering) wat betreft PHA-verbruik per opgenomen fosfaat, bij een lager initieel PHA-gehalte van de biomassa onder zowel aërobe als anoxische omstandigheden. Het onderzoek van EBPR-biomassa onder gecontroleerde operationele omstandigheden, waarbij experimentele analyse van de relevante verbindingen in de bulkfase (PO(4)(3-), NO(3)(-) en/of O(2)) in combinatie met de intracellulaire producten van de biomassa (PHA, glycogeen), bijdraagt tot een beter begrip van het metabolisch gedrag van de PAO’s, met betrekking tot de beschikbaarheid van organisch substraat.