Een haas is, net als een konijn, een knaagdier, met grote voortanden. Een haas die minder dan een jaar oud is, wordt een haas genoemd.
Hazen zijn zeer snel bewegende dieren en kunnen meer dan zestig kilometer per uur rennen. Ze leven meestal alleen.
Hazen zijn normaal schuw, behalve wanneer in het voorjaar de paartijd aanbreekt. In deze tijd kan men hazen zien “boksen”.
Hazen verschillen op verschillende punten van konijnen. Ze hebben veel langere oren en poten. Ze krijgen hun jongen niet onder de grond in een hol, maar in een ondiepe holte. Jonge hazen worden volledig behaard en met open ogen geboren, zodat ze al snel na de geboorte voor zichzelf kunnen zorgen. Konijnen hebben jongen die blind en onbehaard worden geboren en die het grootste deel van hun leven ondergronds in holen doorbrengen, behalve ’s nachts om te grazen. Hazen leven in nesten boven de grond. Hazen zijn niet gedomesticeerd, terwijl konijnen als huisdier worden gehouden.
De berghaas leeft hoog op een berg tussen heide en gras. Hij verbergt zich in een ondiep hol of in een rotsspleet. Hij vermijdt grote stukken open terrein omdat daar geen schuilplaatsen zijn.
De berghaas eet de vegetatie die op de berghelling groeit. De haas hurkt als hij een roofdier waarneemt en rent pas weg als een roofdier te dichtbij komt. Hij heeft lange achterpoten waarmee hij zich snel van gevaar kan verwijderen.
In de zomer helpt zijn bruine vacht hem op te gaan in het rotsachtige gebied waarin hij leeft. In de winter wordt de vacht van de haas wit met zwarte punten aan zijn oren. Dit helpt hem zich aan te passen aan de besneeuwde omstandigheden, maar het helpt de haas ook warm te blijven. In de lente en de herfst, wanneer de haas van vacht verandert, ziet hij er door het mengsel van bruine en witte vacht blauw uit en wordt hij ook wel de blauwe haas genoemd.