Wijsheid van Salomo, een voorbeeld van het genre “wijsheid” in de religieuze literatuur, waarin een leven van introspectie en bezinning op het menselijk bestaan wordt aanbevolen, vooral vanuit een ethisch perspectief. Het is een apocrief werk (niet canoniek voor Joden en Protestanten) maar is opgenomen in de Septuagint (Griekse vertaling van het Oude Testament) en werd aanvaard in de Romeinse canon.
In het boek wordt de Wijsheid afgebeeld als een vrouwelijke personificatie van een attribuut van God; zij is “een adem van de kracht van God, en een heldere uitstorting van de heerlijkheid van de Almachtige.” (Uit dit concept werd de Logos-theologie van de christelijke kerkvaders ontwikkeld om de relatie van Jezus Christus tot God te verklaren). Geschreven door een Jood in Alexandrië ergens in de 1e eeuw voor Christus, was het boek in feite een verdediging van het Jodendom, want door de Joodse doctrines te beschrijven in termen van de Hellenistische filosofie, liet het zien dat filosofische waarheden van toepassing waren op het Joodse concept van God. Het betoog was wellicht zowel gericht op Joden die, reagerend op hun niet-joodse omgeving, waren afvallig geworden en heidense goden hadden aangenomen, als op rigoristische Joden die in dezelfde omgeving pleitten voor volledige religieuze en sociale afzondering.
De eerste van de drie afdelingen van het boek is geschreven in poëtische vorm en is gericht op het aanwakkeren van enthousiasme voor religieus geloof en godsdienstige praktijk, met nadruk op de superioriteit van geloof boven onverdorvenheid. Het tweede, een mengeling van poëzie en proza, prijst de Wijsheid. Het derde, eveneens een mengeling van poëzie en proza, tracht te bewijzen dat de Wijsheid de gehele Israëlitische geschiedenis heeft geleid. In dit gedeelte wordt ook afgoderij veroordeeld.
De oorspronkelijke tekst is hoogstwaarschijnlijk in het Grieks geschreven; fragmenten zijn ontdekt in de Essene bibliotheek, te Qumrān, in Palestina.