Geschiedenis van ziekenhuizen
Reeds in 4000 v. Chr. identificeerden godsdiensten bepaalde van hun godheden met genezing. De tempels van Saturnus, en later van Asclepius in Klein-Azië, werden erkend als genezingscentra. Brahmanische ziekenhuizen werden reeds in 431 v. Chr. opgericht in Sri Lanka, en koning Ashoka stichtte een keten van ziekenhuizen in Hindoestan rond 230 v. Chr. Rond 100 v. Chr. stichtten de Romeinen ziekenhuizen (valetudinaria) voor de behandeling van hun zieke en gewonde soldaten; hun verzorging was belangrijk omdat de macht van het oude Rome berustte op de integriteit van de legioenen.
Het kan echter worden gezegd, dat het moderne concept van een ziekenhuis dateert van 331 ce, toen de Romeinse keizer Constantijn I (Constantijn de Grote), nadat hij tot het christendom was bekeerd, alle heidense ziekenhuizen afschafte en zo de mogelijkheid schiep voor een nieuwe start. Tot die tijd had ziekte de zieke geïsoleerd van de gemeenschap. De christelijke traditie legde de nadruk op de nauwe relatie van de zieke met de leden van de gemeenschap, op wie de zorgplicht rustte. Ziekte werd dus een zaak voor de christelijke kerk.
Omstreeks 370 ce stichtte de heilige Basilius de Grote in Cappadocië een religieuze stichting die een ziekenhuis omvatte, een afzonderingseenheid voor leprapatiënten, en gebouwen voor de huisvesting van armen, bejaarden en zieken. Naar dit voorbeeld werden later soortgelijke ziekenhuizen gebouwd in het oostelijke deel van het Romeinse Rijk. Een andere opmerkelijke stichting was die van Sint Benedictus van Nursia te Montecassino, gesticht in het begin van de 6e eeuw, waar de zorg voor de zieken boven en vóór elke andere christelijke plicht werd gesteld. Uit dit begin groeide in Salerno een van de eerste medische scholen van Europa, die in de 11e eeuw een hoog aanzien genoot. Dit voorbeeld leidde tot de oprichting van soortgelijke kloosterziekenhuizen in het westelijk deel van het rijk.
Het Hôtel-Dieu van Lyon werd geopend in 542 en het Hôtel-Dieu van Parijs in 660. In deze hospitalen werd meer aandacht besteed aan het welzijn van de ziel van de patiënt dan aan het genezen van lichamelijke kwalen. De wijze waarop de monniken voor hun eigen zieken zorgden, werd een voorbeeld voor de leken. De kloosters hadden een infirmitorium, een plaats waar hun zieken naartoe werden gebracht voor behandeling. De kloosters hadden een apotheek en vaak een tuin met geneeskrachtige planten. Naast de zorg voor zieke monniken, openden de kloosters hun deuren voor pelgrims en andere reizigers.
De godsdienst bleef de overheersende invloed bij de oprichting van ziekenhuizen tijdens de Middeleeuwen. De groei van ziekenhuizen versnelde tijdens de kruistochten, die aan het eind van de 11e eeuw begonnen. Pestilentie en ziekte waren sterkere vijanden dan de Saracenen bij het verslaan van de kruisvaarders. Militaire hospitalen ontstonden langs de bereisde routes; de Hospitaalridders van de Orde van Sint Jan stichtten in 1099 in het Heilige Land een hospitaal dat zo’n 2.000 patiënten kon verzorgen. Naar verluidt hield het zich vooral bezig met oogziekten en was het wellicht het eerste van de gespecialiseerde ziekenhuizen. Deze orde heeft de eeuwen door overleefd als de St. John Ambulance.
Tijdens de Middeleeuwen, maar met name in de 12e eeuw, groeide het aantal ziekenhuizen in Europa snel. Arabische ziekenhuizen – zoals die in Bagdad en Damascus en in Córdoba in Spanje – vielen op door het feit dat zij patiënten opnamen ongeacht hun godsdienstige overtuiging, ras of sociale rangorde. Het hospitaal van de Heilige Geest, dat in 1145 te Montpellier in Frankrijk werd gesticht, verwierf een uitstekende reputatie en werd later een van de belangrijkste centra in Europa voor de opleiding van artsen. Verreweg de meeste ziekenhuizen die in de Middeleeuwen werden gesticht, waren echter kloosterinstellingen onder leiding van de Benedictijnen, van wie wordt gezegd dat zij er meer dan 2000 hebben gesticht.
In de Middeleeuwen werd ook een begin gemaakt met de ondersteuning van ziekenhuisachtige instellingen door wereldlijke autoriteiten. Tegen het einde van de 15e eeuw steunden vele steden en gemeenten een of andere vorm van institutionele gezondheidszorg: naar verluidt waren er in Engeland niet minder dan 200 van dergelijke instellingen die in een groeiende sociale behoefte voorzagen. Deze geleidelijke overdracht van de verantwoordelijkheid voor de institutionele gezondheidszorg van de kerk naar de burgerlijke overheid zette zich in Europa voort na de opheffing van de kloosters in 1540 door Hendrik VIII, die een einde maakte aan de ziekenhuisbouw in Engeland gedurende ongeveer 200 jaar.
Het verlies van de kloosterziekenhuizen in Engeland zette de wereldlijke overheid ertoe aan zich te bekommeren om de zieken, gewonden en gehandicapten, en legde zo de basis voor de vrijwillige hospitaalbeweging. Het eerste vrijwillige ziekenhuis in Engeland werd waarschijnlijk in 1718 opgericht door Hugenoten uit Frankrijk en werd op de voet gevolgd door de oprichting van Londense ziekenhuizen zoals het Westminster Hospital in 1719, Guy’s Hospital in 1724, en het London Hospital in 1740. Tussen 1736 en 1787 werden in ten minste 18 steden buiten Londen ziekenhuizen opgericht. Het initiatief verspreidde zich naar Schotland, waar het eerste vrijwillige ziekenhuis, het Little Hospital, in 1729 in Edinburgh werd geopend.
Het eerste ziekenhuis in Noord-Amerika (Hospital de Jesús Nazareno) werd in 1524 in Mexico City gebouwd door de Spaanse conquistador Hernán Cortés; het bouwwerk staat er nog steeds. De Fransen stichtten in 1639 in Quebec een ziekenhuis in Canada, het Hôtel-Dieu du Précieux Sang, dat nog steeds in gebruik is (als Hôtel-Dieu de Québec), zij het niet op de oorspronkelijke plaats. In 1644 bouwde Jeanne Mance, een Franse edelvrouw, een hospitaal van boomstammen op het eiland Montréal; dit was het begin van het Hôtel-Dieu de St. Joseph, waaruit de orde van de Zusters van St. Joseph is voortgekomen, die nu wordt beschouwd als de oudste georganiseerde verpleegstersgroep in Noord-Amerika. Het eerste ziekenhuis op het grondgebied van de huidige Verenigde Staten zou een hospitaal voor soldaten zijn geweest op Manhattan Island, opgericht in 1663.
De eerste ziekenhuizen waren hoofdzakelijk armenhuizen, waarvan een van de eerste in 1713 door de Engelse Quakerleider en kolonist William Penn in Philadelphia werd opgericht. Het eerste erkende ziekenhuis in Amerika was het Pennsylvania Hospital in Philadelphia, dat in 1751 een statuut van de kroon kreeg.