Op een dag liet de Profeet Mohammed in Mekka een bommetje vallen op zijn volgelingen: Hij vertelde hen dat alle mensen gelijk geschapen zijn.
“Alle mensen stammen af van Adam en Eva,” zei Mohammed in zijn laatst bekende openbare toespraak. “Er is geen superioriteit van een Arabier over een niet-Arabier, of van een niet-Arabier over een Arabier, en geen superioriteit van een blanke over een zwarte of van een zwarte over een blanke, behalve op basis van persoonlijke vroomheid en rechtschapenheid.”
In deze preek, bekend als de Afscheidsrede, schetste Mohammed de religieuze en ethische basisidealen van de islam, de godsdienst die hij in het begin van de zevende eeuw begon te prediken. Rassengelijkheid was daar één van. Mohammed’s woorden schokten een samenleving die verdeeld was door noties van tribale en etnische superioriteit.
Heden ten dage, met raciale spanningen en geweld die het hedendaagse Amerika teisteren, wordt zijn boodschap gezien als een speciaal moreel en ethisch mandaat voor Amerikaanse moslims om de anti-racisme protestbeweging van het land te steunen.
Het uitdagen van verwantschap
Naast het monotheïsme – het aanbidden van slechts één God – onderscheidde het geloof in de gelijkheid van alle mensen in de ogen van God de vroege moslims van veel van hun mede-Arabieren in Mekka.
Hoofdstuk 49, vers 13 van het heilige geschrift van de islam, de Koran, verklaart: “O mensheid! Wij hebben u gemaakt … tot naties en stammen, opdat gij elkander moogt leren kennen. De edelste onder u in de ogen van God is degene die het meest rechtvaardig is.”
Dit vers stelde veel van de waarden van de pre-islamitische Arabische samenleving ter discussie, waar ongelijkheid op basis van stamlidmaatschap, verwantschap en rijkdom een feit van het leven was. Verwantschap of lineaire afstamming – “nasab” in het Arabisch – was de voornaamste bepalende factor voor iemands sociale status. Leden van grotere, meer vooraanstaande stammen zoals de aristocratische Quraysh waren machtig. Leden van minder welvarende stammen zoals de Khazraj hadden een lagere status.
De Koran zei dat persoonlijke vroomheid en daden de basis waren voor verdienste, niet stamverwantschap – een vreemde en potentieel destabiliserende boodschap in een samenleving die was gebaseerd op nasab.
Geef mij uw vermoeiden, uw armen
Zoals vaak het geval is met revolutionaire bewegingen, stuitte de vroege islam op felle tegenstand van vele elites.
De Quraysh bijvoorbeeld, die de handel in Mekka beheersten – een handel waarvan zij veel profiteerden – waren niet van plan hun comfortabele levensstijl op te geven die zij hadden opgebouwd over de ruggen van anderen, met name hun uit Afrika overgebrachte slaven.
De boodschap van de profeet van egalitarisme had de neiging om de “ongewensten” aan te trekken – mensen uit de marge van de samenleving. Tot de eerste moslims behoorden jonge mannen van minder invloedrijke stammen die aan dat stigma ontsnapten en slaven aan wie emancipatie werd beloofd door de Islam te omarmen.
Vrouwen, die in de Koran tot de gelijken van de mannen worden verklaard, vonden de boodschap van Mohammed ook aantrekkelijk. Het potentieel van de gelijkheid van mannen en vrouwen in de Islam zou echter in gevaar komen door de opkomst van patriarchale samenlevingen.
Tegen de dood van Mohammed, in 632, had de Islam een fundamentele transformatie van de Arabische samenleving teweeggebracht, hoewel het nooit de oude eerbied voor verwantschap in de regio volledig heeft uitgewist.
Ik krijg geen adem
De vroege islam trok ook niet-Arabieren aan, buitenstaanders met weinig aanzien in de traditionele Arabische samenleving. Onder hen bevonden zich Salman de Perziër, die naar het Arabische schiereiland reisde op zoek naar de religieuze waarheid, Suhayb de Griek, een handelaar, en een tot slaaf gemaakte Ethiopiër genaamd Bilal.
Alledrie zouden tijdens Mohammeds leven een prominente plaats in de islam innemen. Met name Bilals veel betere lotgevallen illustreren hoe het egalitarisme dat de islam predikte de Arabische samenleving veranderde.
Als slaaf van een Mekkaanse aristocraat genaamd Umayya, werd Bilal vervolgd door zijn eigenaar omdat hij het nieuwe geloof omarmde. Umayya plaatste een steen op Bilal’s borst, in een poging om de lucht uit zijn lichaam te verstikken, zodat hij de Islam zou verlaten.
Gemotiveerd door Bilals lijden, bevrijdde Mohammeds vriend en vertrouweling Abu Bakr, die na de dood van de Profeet de moslimgemeenschap zou gaan regeren, hem.
Bilal was ook uitzonderlijk dicht bij Mohammed. In 622 benoemde de Profeet hem tot de eerste persoon die de openbare oproep tot het gebed deed, als erkenning voor zijn krachtige, aangename stem en persoonlijke vroomheid. Bilal zou later trouwen met een Arabische vrouw van een respectabele stam – ondenkbaar voor een tot slaaf gemaakte Afrikaan in de pre-islamitische periode.
Zwarte levens doen ertoe
Voor veel moderne moslims is Bilal het symbool van de egalitaire boodschap van de islam, die in zijn ideale toepassing geen verschil tussen mensen erkent op basis van etniciteit of ras, maar zich meer bekommert om persoonlijke integriteit. Een van de belangrijkste zwarte moslimkranten van de Verenigde Staten, gepubliceerd tussen 1975 en 1981, heette The Bilalian News.
Meer recentelijk beriep Yasir Qadhi, decaan van het Islamic Seminary of America, in Texas, zich op de egalitaire wortels van de Islam. In een openbare toespraak op 5 juni zei hij dat Amerikaanse moslims, een bevolking die bekend is met discriminatie, “racisme moeten bestrijden, of het nu door onderwijs is of met andere middelen.”
Veel moslims in de VS komen in actie, steunen de Black Lives Matter-beweging en protesteren tegen politiegeweld en systemisch racisme. Hun acties weerspiegelen de revolutionaire – en nog steeds niet gerealiseerde – egalitaire boodschap die Profeet Mohammed meer dan 1.400 jaar geleden als hoeksteen van het moslimgeloof heeft neergelegd.