Socioseksualiteit, d.w.z. de individuele bereidheid tot het aangaan van vrijblijvende seks, is systematisch hoger bij mannen dan bij vrouwen, en kan worden beschouwd als een typisch mannelijk kenmerk. De intraseksuele variatie in socioseksualiteit is echter aanzienlijk, waarbij individuele vrouwelijkheid/mannelijkheid een van de factoren is die socioseksualiteit beïnvloeden. Het doel van onze studie was om bij heteroseksuele en homoseksuele mannen en vrouwen uit Brazilië en Tsjechië na te gaan of genderongelijkheid in de kindertijd (CGN) en continue genderidentiteit in de volwassenheid (CGI) geassocieerd zijn met individuele socioseksuele oriëntatie (SOI-R). Een steekproef van 1336 heteroseksuele en homoseksuele mannen en vrouwen vulde vragenlijsten in over CGN, CGI, en SOI-R. In het algemeen blijkt uit de correlaties dat hogere mannelijkheid bij heteroseksuele vrouwen en hogere vrouwelijkheid bij zowel heteroseksuele als homoseksuele mannen samenhangen met hogere socioseksualiteit. Hogere socioseksualiteit bij mannelijke vrouwen kan verklaard worden door prenatale of actuele androgene effecten op het seksuele libido en kan een snelle levensgeschiedenisstrategie weerspiegelen. Bij vrouwelijke mannen zou dit resultaat een weerspiegeling kunnen zijn van vrouwelijke voorkeur voor vrouwelijke kenmerken bij mannen en een algemene verschuiving naar mannelijke vrouwelijkheid die de individuele fitheid kan verhogen. Gender nonconforme individuen kunnen ook liberaler zijn en gedrag aannemen dat als niet-traditioneel wordt beschouwd. Deze studie betwist de wijdverbreide associatie tussen mannelijkheid en onbeperkte socioseksualiteit.