Excerpten uit: Koning Affonso van Congo Brieven over de Slavenhandel (1526) Publiek Domein
Heer, Uwe Hoogheid moet weten hoe ons Koninkrijk op zoveel manieren verloren gaat, dat het goed is om in de nodige remedie te voorzien, aangezien dit wordt veroorzaakt door de buitensporige vrijheid die door uw agenten en ambtenaren wordt gegeven aan de mannen en kooplieden die naar dit Koninkrijk mogen komen om winkels te vestigen met goederen en vele dingen die door ons verboden zijn, en die zij in zo’n overvloed over onze Koninkrijken en Domeinen verspreiden dat veel van onze vazallen, die wij in gehoorzaamheid hadden, zich er niet aan houden omdat zij de dingen in grotere overvloed hebben dan wij zelf; En het was met deze dingen dat wij hen tevreden stelden en hen onder onze vazalage en jurisdictie onderwierpen, zodat het een grote schade toebrengt niet alleen aan de dienst van God, maar ook aan de veiligheid en vrede van onze Koninkrijken en Domeinen.
En wij kunnen niet rekenen, hoe groot de schade is, daar de genoemde kooplieden dagelijks onze inboorlingen, zonen van het land en de zonen van onze edelen en vazallen en onze verwanten wegnemen, omdat de dieven en mannen van slecht geweten hen grijpen, wensende de dingen en waren van dit Koninkrijk te hebben, waar zij eerzuchtig naar zijn; Zij grijpen hen en laten hen verkopen; en zo groot, heer, is de corruptie en losbandigheid dat ons land geheel ontvolkt raakt, en Uwe Hoogheid zou het daar niet mee eens moeten zijn, noch het als in uw dienst moeten aanvaarden. En om dit te voorkomen hebben wij van die (uw) Koninkrijken niet meer nodig dan enkele priesters en een paar mensen om in scholen te bereiken, en geen andere goederen dan wijn en meel voor het heilig avondmaal. Daarom smeken wij Uwe Hoogheid ons in dezen te helpen en bij te staan, en bevelen Uw factoren, dat zij noch kooplieden, noch waren hierheen zenden, want het is onze wil, dat er in deze Koninkrijken geen handel in slaven noch afzet van hen zal zijn.
Meer nog, heer, in onze Koninkrijken is er een ander groot ongemak, dat weinig dienstbaar is aan God, en dit is dat veel van ons volk, zeer verlangend als zij zijn naar de waren en dingen van uw Koninkrijken, die hier door uw volk worden gebracht, en om hun vraatzucht te stillen, grijpen zij veel van onze mensen, vrijgelatenen en vrijgestelden, en heel vaak gebeurt het dat zij zelfs edellieden en de zonen van edellieden, en onze verwanten ontvoeren, en hen meenemen om te worden verkocht aan de blanken die in onze Koninkrijken zijn; En voor dit doel hebben zij hen verborgen; en anderen worden ’s nachts gebracht, opdat men hen niet zou herkennen.
En zodra zij door de blanken zijn meegenomen, worden zij onmiddellijk gestreken en met vuur gebrandmerkt, en wanneer zij worden vervoerd om te worden ingescheept, als zij door de mannen van onze wacht worden betrapt, beweren de blanken dat zij hen hebben gekocht, maar zij kunnen niet zeggen van wie, zodat het onze plicht is om recht te doen en de vrijen hun vrijheid terug te geven, maar het kan niet worden gedaan als uw onderdanen zich beledigd voelen, zoals zij beweren te zijn.
Brieven geschreven in 1526- Publiek Domein