Inleiding tot de Psychologie

Historische Perspectieven

Het concept persoonlijkheid wordt al minstens 2000 jaar bestudeerd, te beginnen met Hippocrates in 370 voor Christus (Fazeli, 2012). Hippocrates theoretiseerde dat persoonlijkheidskenmerken en menselijk gedrag gebaseerd zijn op vier verschillende temperamenten die verbonden zijn met vier vloeistoffen (“humoren”) van het lichaam: cholerisch temperament (gele gal uit de lever), melancholisch temperament (zwarte gal uit de nieren), sanguinisch temperament (rood bloed uit het hart), en flegmatisch temperament (wit flegma uit de longen) (Clark & Watson, 2008; Eysenck & Eysenck, 1985; Lecci & Magnavita, 2013; Noga, 2007). Eeuwen later bouwde de invloedrijke Griekse arts en filosoof Galen verder op de theorie van Hippocrates, door te suggereren dat zowel ziekten als persoonlijkheidsverschillen verklaard konden worden door onevenwichtigheden in de humoren en dat ieder mens een van de vier temperamenten vertoont. De cholerische persoon is bijvoorbeeld gepassioneerd, ambitieus en moedig; de melancholische persoon is gereserveerd, angstig en ongelukkig; de sanguinische persoon is vrolijk, gretig en optimistisch; en de flegmatische persoon is kalm, betrouwbaar en bedachtzaam (Clark & Watson, 2008; Stelmack & Stalikas, 1991). Galen’s theorie was gangbaar voor meer dan 1.000 jaar en bleef populair tot in de Middeleeuwen.

In 1780, Franz Gall, een Duitse arts, stelde voor dat de afstanden tussen de bulten op de schedel iemands persoonlijkheidskenmerken, karakter, en mentale capaciteiten onthullen (figuur 2). Volgens Gall onthulde het meten van deze afstanden de grootte van de onderliggende hersengebieden, wat informatie opleverde die kon worden gebruikt om te bepalen of iemand vriendelijk, hoogmoedig, moordzuchtig, vriendelijk, goed met talen, enzovoort was. Aanvankelijk was de frenologie erg populair; ze werd echter al snel in diskrediet gebracht wegens gebrek aan empirische ondersteuning en is lang gedegradeerd tot pseudowetenschap (Fancher, 1979).

Foto A toont de omslag van het American Phrenological Journal omstreeks 1848. Bovenaan staat te lezen:

Figuur 2. De pseudowetenschap van het meten van de oppervlakte van iemands schedel staat bekend als frenologie. (a) Gall ontwikkelde een grafiek waarop te zien was welke delen van de schedel correspondeerden met bepaalde persoonlijkheidskenmerken of karakteristieken (Hothersall, 1995). (b) Een litho uit 1825 toont Gall die de schedel van een jonge vrouw onderzoekt. (credit b: modificatie van werk door Wellcome Library, Londen)

In de eeuwen na Galen hebben andere onderzoekers bijgedragen aan de ontwikkeling van zijn vier primaire temperamenttypen, het meest prominent Immanuel Kant (in de 18e eeuw) en de psycholoog Wilhelm Wundt (in de 19e eeuw) (Eysenck, 2009; Stelmack & Stalikas, 1991; Wundt, 1874/1886) (figuur 3). Kant was het met Galen eens dat iedereen in één van de vier temperamenten kon worden ingedeeld en dat er geen overlap was tussen de vier categorieën (Eysenck, 2009). Hij ontwikkelde een lijst van eigenschappen die gebruikt kon worden om de persoonlijkheid van een persoon uit elk van de vier temperamenten te beschrijven. Wundt suggereerde echter dat een betere beschrijving van persoonlijkheid kon worden bereikt met behulp van twee belangrijke assen: emotioneel/niet-emotioneel en veranderlijk/onweeglijk. De eerste as scheidde sterke van zwakke emoties (de melancholische en cholerische temperamenten van de flegmatische en sanguinische). De tweede as verdeelde de veranderlijke temperamenten (cholerisch en sanguinisch) van de onveranderlijke (melancholisch en flegmatisch) (Eysenck, 2009).

Een cirkel wordt verticaal en horizontaal in vier secties verdeeld door lijnen met pijlen aan de uiteinden. Met de wijzers van de klok mee zijn de pijlen aangeduid met

Figuur 3. Kant ontwikkelde zich op basis van Galen’s theorie van de vier temperamenten en stelde woorden voor om elk temperament te beschrijven. Wundt stelde later voor de eigenschappen op twee grote assen te rangschikken.

Sigmund Freuds psychodynamische kijk op de persoonlijkheid was de eerste allesomvattende theorie van de persoonlijkheid, die een grote verscheidenheid aan zowel normaal als abnormaal gedrag verklaarde. Volgens Freud zijn onbewuste driften onder invloed van seks en agressie, samen met seksualiteit in de kindertijd, de krachten die onze persoonlijkheid beïnvloeden. Freud trok vele volgelingen aan die zijn ideeën veranderden om nieuwe theorieën over persoonlijkheid te creëren. Deze theoretici, neo-Freudisten genoemd, waren het in het algemeen met Freud eens dat jeugdervaringen belangrijk zijn, maar zij legden minder de nadruk op seks en richtten zich meer op de sociale omgeving en de effecten van cultuur op de persoonlijkheid. Het perspectief van persoonlijkheid voorgesteld door Freud en zijn volgelingen was de dominante theorie van persoonlijkheid voor de eerste helft van de 20e eeuw.

Andere belangrijke theorieën kwamen toen op, met inbegrip van het leren, humanistische, biologische, evolutionaire, trait, en culturele perspectieven. In deze module gaan we dieper in op deze verschillende perspectieven op persoonlijkheid.

Link to Learning

Bekijk deze video voor een kort overzicht van enkele van de psychologische perspectieven op persoonlijkheid.

Probeer het eens

Denk er eens over

  • Hoe zou u uw eigen persoonlijkheid omschrijven? Denkt u dat vrienden en familie u op ongeveer dezelfde manier zouden beschrijven? Waarom wel of niet?
  • Hoe zou u uw persoonlijkheid beschrijven in een online datingprofiel?
  • Wat zijn enkele van uw positieve en negatieve persoonlijkheidseigenschappen? Hoe denkt u dat deze eigenschappen uw beroepskeuze zullen beïnvloeden?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.