Poleaxe

Godfried van Bouillon houdt een korte Luzernehamer vast. Anachronistisch fresco uit 1420.

Het pollaxe-ontwerp ontstond in de 14e en 15e eeuw uit de behoefte om een bres te slaan in het plaatharnas van de wapenknechten. In het algemeen bestond de vorm uit een houten steel van ongeveer 1,2-2,0 m lang, voorzien van een stalen kop. Het lijkt erop dat de meeste gevechtsscholen een lengte van de steel voorstelden die vergelijkbaar was met de lengte van de drager, maar in sommige gevallen schijnen er stelen te zijn gemaakt met een lengte tot 2,4 m.

Het ontwerp van de kop varieerde sterk met een verscheidenheid aan verwisselbare onderdelen en klinknagels. Over het algemeen droeg het hoofd een bijl of hamer op het beschadigende ‘gezicht’, met een spies, hamer, of staart op de achterkant. Bovendien was er aan de bovenkant een uitsteeksel (vaak vierkant van doorsnede) dat enigszins als een dolk was gebouwd. De kop was aan de vierkante houten paal bevestigd met lange platte stroken metaal, langets genaamd, die aan twee of vier van de zijden waren vastgeklonken. Ook was een ronde, handvatachtige schijf, rondelle genaamd, net onder het hoofd geplaatst. Er schijnen ook een of twee ringen over de hele lengte van de paal te zijn aangebracht om te voorkomen dat de handen wegglijden. Opvallend is ook dat het achtereinde van de staf, tegenover de kop van het wapen, voorzien was van een pin.

Op het eerste gezicht wordt de pollaxe vaak verward met de gelijksoortig uitziende hellebaard. Het bijlblad van een pollaxe lijkt echter consequent kleiner te zijn geweest dan dat van een hellebaard. Een kleinere kop concentreert de kinetische energie van de slag op een kleiner gebied, waardoor de slag de bepantsering kan verslaan, terwijl bredere hellebaardkoppen beter zijn tegen tegenstanders met minder bepantsering. Bovendien werden de koppen van veel hellebaarden uit één stuk gesmeed, terwijl de pollaxe meestal modulair van ontwerp was.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.