Het vagevuur is een vaststaande leerstelling van het Katholieke geloof. Als katholiek moet je erin geloven, en als je een student bent van de Schrift en de vroege kerkelijke praktijken, moet je erin geloven.
Limbo heeft een andere status. Het komt voort uit theologische speculatie, niet uit openbaring. Als je de speculatie overtuigend vindt, mag je in limbo geloven. Als je de speculatie niet overtuigend vindt, heb je de optie om niet in het ongewisse te geloven.
Mogelijk kun je zeggen dat er tegenwoordig minder theologen zijn die voor het ongewisse schrijven dan vijftig jaar geleden. Ja, er zijn er ook minder die vóór het vagevuur schrijven – of überhaupt over het vagevuur – maar dat is een aanklacht tegen hen, niet tegen de doctrine.
Waarom wordt er minder over het vagevuur gesproken? Daar zijn verschillende redenen voor: de afname van het regelmatig bidden voor de doden; een verminderd besef van zonde en van onze onwaardigheid voor God; een te grote nadruk, door sommigen, op Gods barmhartigheid met uitsluiting van zijn rechtvaardigheid; misschien zelfs verlegenheid over een leer die, tijdens de Reformatie, sommige mensen ertoe bracht de Kerk te verlaten.
Wanneer de meeste mensen het over het voorgeborchte hebben, bedoelen zij het voorgeborchte van de zuigelingen, waar ongedoopte zuigelingen naar toe zouden gaan, in tegenstelling tot het voorgeborchte van de Vaders, waar goede mensen die vóór Jezus’ verrijzenis gestorven waren, wachtten tot de hemel voor hen geopend zou worden.
Omdat het voorgeborchte van de Vaders specifiek in de Schrift genoemd wordt (1 Pt 3,19), moet een katholiek er wel in geloven. Maar hoe zit het met het voorgeborchte van de zuigelingen? Het wordt niet in de Schrift genoemd, en de Kerk heeft het bestaan ervan nooit formeel gedefinieerd, maar veel theologen die sinds de Middeleeuwen schrijven, hebben betoogd dat zo’n toestand logisch noodzakelijk is.
Het Concilie van Trente zei, met betrekking tot het overgaan in een staat van rechtvaardiging: “Sinds de afkondiging van het Evangelie kan dit overgaan niet geschieden zonder het water der wedergeboorte of het verlangen daarnaar, zoals er geschreven staat: ‘Tenzij iemand geboren wordt uit water en heilige Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan’ (Johannes 3:5).”
Wat gebeurt er, vroegen de theologen, met een zuigeling die sterft vóór de waterdoop en die vanwege zijn leeftijd niet naar de doop kan verlangen? Wat gebeurt er dan met iemand die sterft in de staat van erfzonde?
Als de zuigeling niet in aanmerking komt voor de hemel, en als het in strijd zou lijken met Gods barmhartigheid om hem eeuwig in de hel te straffen, hoe lossen we het probleem dan op? Het antwoord van de theologen in de Middeleeuwen is het voorgeborchte.
De meeste moderne theologen zien geen noodzaak voor het voorgeborchte, en suggereren dat God ongedoopte zuigelingen een manier biedt om onmiddellijk na hun dood een beslissing voor of tegen Hem te nemen.
Bedenk dat men een goed katholiek kan zijn en al of niet in het voorgeborchte geloven, aangezien de Kerk geen definitie over het bestaan ervan heeft gegeven.
Het staat ons niet vrij om iemand als een slecht katholiek te bestempelen omdat hij anders over dit onderwerp denkt dan wij.